CE (3 lessen)

Oefenen met een CE-tekst
Alle vaardigheden komen nu samen.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Oefenen met een CE-tekst
Alle vaardigheden komen nu samen.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lees oriënterend
  • Bekijk titel, tussenkopjes, inleiding, slot, bron
  • Probeer voor jezelf te bepalen: tekstdoel, tekstsoort, hoofdgedachte
    - Tip: zet een streep bij het einde van de inleiding en het begin van het slot
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Deel alleen de tekst uit, nog niet de vragen. 
Wat kun je vertellen over de bron?

Slide 3 - Mind map

Maarten van Rossum: bekende auteur, verstand van geschiedenis, zijn eigen tijdschrift, vaak ironisch.. 
Voornaamste tekstdoel?
A
Amuseren
B
Beschouwen
C
Betogen
D
Uiteenzetten

Slide 4 - Quiz

Bewust geen antwoord ingevuld. Dit is puur om te kijken wat de leerlingen denken (eventueel ruimte om een gesprek op te laten starten). Belangrijkste tekstdoel is overtuigen overigens. 
Hoofdgedachte?

Slide 5 - Open question

Maar historici, hoe bekwaam
ook, kunnen weinig verstandigs over
de toekomst zeggen. Wat we zeker
weten over de toekomst, is banaal en
255 kan iedereen bedenken. Anders dan
veel leken denken, herhaalt de
geschiedenis zich niet. Zeker, er zijn
patronen die steeds weer opnieuw
voorkomen, maar die patronen wijken
260 op subtiele wijze van elkaar af. 

Samenvattend: je kunt historische gebeurtenissen niet voorspellen, want er zijn geen patronen MAAR je hebt historici nodig om men daarvan bewust te maken. 
Lees de nu vragen




In de vragen vind je ook info over de tekst
timer
2:00

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Lees de tekst intensief
  • Onderstreep kernzinnen
  • omcirkel signaalwoorden
  • noteer deelonderwerpen/alineafuncties in de kantlijn
  • Zoek woorden op die je niet kent (en waarvan je de betekenis nodig hebt om de tekst/vragen te kunnen begrijpen)

 
timer
10:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Maak
Vraag 1 t/m 5
timer
20:00

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
  • Bespreken opdracht 1 t/m 5
  • Verder met de opdrachten 6 t/m 10

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De juiste antwoorden
Bij dergelijke vragen kijk je naar overgangen:
- De kopjes staan altijd in de chronologische volgorde
(dus 'Inleiding' start bij alinea 1)
- Let op synoniemen in de alinea
- Waar begint de auteur met het behandelen van de inhoud? 

  • 1: alinea 3 [1 punt]
  • 2: alinea 10 [1 punt]
  • 3: alinea 15 [1 punt]

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De juiste antwoorden
Tip: markeer ook in de vragen. Wat wordt er nu eigenlijk gevraagd? 
- Streep eerst antwoordmogelijkheden weg die écht onjuist zijn
- Weet wat het verschil is tussen de kernwoorden in de vragen:
hypothese, doelstelling, constatering, conclusie

  • 4: C (onterechte constatering) [1p]
  • 5: D (sceptisch uit dat tekstgedeelte blijkt afkeuring
    van andere meningen) [1p]

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
6: Je krijgt deze woorden er bij een toets/CE altijd bij. Je moet wel weten wat ze betekenen/inhouden (zie je boek voor de betekenis, mocht er onduidelijkheid zijn)
  • Betekenis van de functiewoorden? Zie de link hier rechts
7: Tip: herhaal de vraag in je antwoord 
8: Eerste en laatste woord incl. regelnummer voldoet. 
9: Geen opmerkingen.  
10
- Herhaal de vraag in je antwoord
- Antwoord in hele zinnen
- Tip: de twee gegeven woorden geven een verband aan. Houd hier rekening mee in het zoeken van het juiste antwoord. 
Functiewoorden?
https://www.examenoverzicht.nl/nederlands/functiewoorden 
timer
15:00

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

De juiste antwoorden
  • 4: zin 2 standpunt, zin 3 argument, zin 4 + 5 subargument, zin 6 subargument
    [indien vier elementen goed 3, indien drie elementen goed 2, indien twee elementen goed 1, indien een of geen element goed 0]

  • 5: De kern van een goed antwoord is: het criterium of (politiek) beleid erdoor verbeterd wordt / in kwaliteit toeneemt [1 punt], het criterium of je je eigen tijd beter kan duiden / je de (nabije) toekomst beter in kan schatten/voorspellen [1 punt]

    Niet goed is:
  • aan het criterium of historici betere analisten zijn dan niet-historici
  • aan het criterium of men iets kan leren van de geschiedenis 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De juiste antwoorden
  • 8: “Het menselijk leervermogen is beperkt als het gaat om historische kennis en de emoties van de waan van de dag zijn dominant.” (regels 57-60) 

  • 9: Een van de volgende: spot / ironie / sarcasme / hyperbool / overdrijving

  • 10:

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Lees vraag 13
Bij welke stelling moet je (dus) twee hoofdargumenten plaatsen?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Welk argumentatieschema hoort bij vraag 13?

(geel = stelling, blauw = (sub)argument)
A
B
C
D

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Vandaag: 12 t/m 18
  • 12: Opnieuw een 'wegstreepvraag': lees de vraag goed
    (negatieve houding t.o.v. de media) 
  • 13: Blijf dicht bij de tekst, herhaal de vraag in je antwoord.  
  • 14: Weet je niet wat een woord betekent? Zoek het op in een woordenboek! Tip: kijk ook eens naar vraag 13.
  • 15: Vul een citaat in op de puntjes: "Analogieën niet deugen als basis voor besluitvorming, want ....'
  • 16 en 17: Blijf bij hoofdzaken, houd de hoofdgedachte goed in de gaten. Bijzaken weglaten en wegstrepen. 
  • 18: Goed lezen 🙂 
timer
15:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

vraag 12
  • 1: juist (de aanhalingstekens geven de negatieve houding weer), 3: juist (de keuzes van de media zijn 'simpel en misleidend'), 7: juist (betekenis: arrogante / verwaand/ hoogdravend, slaat op de artikelen - geschreven door de media), 10: juist (de auteur noemt dit de belangrijkste functie van de media, niet heel positief ;-)), 11: juist (de analogie wordt immers geschreven door de media)
  • 2: onjuist --> slaat op de veronderstelde bruikbaarheid van de analogie, 4: onjuist (letterlijke betekenis van het woord), 5: onjuist (gaat niet alleen over de media), 6: onjuist (slaat op Hitler en Stalin), 8: onjuist (gaat over de organisatiestructuur), 9: onjuist (gaat over een eventuele oorlog), 12: onjuist (gaat over de politieke situatie van toentertijd)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
13: [per bolletje 1 punt]
  • Het organisatievermogen en de infrastructuur van de EU zijn van een andere orde dan die van het Romeinse Rijk (regels 185-187) 
  • De (huidige) immigratiestromen hebben geen militaire capaciteit zoals dat wel het geval was bij de barbaarse stammen / tijdens het Romeinse Rijk (regels 188-190)

14 [1 punt]
  • D (onvolledig en versimpeld)

15 [1 punt]
  • “Anders dan veel leken denken, herhaalt de geschiedenis zich niet.” (regels 255-257) of
  • “Zeker, er zijn patronen die steeds weer opnieuw voorkomen, maar die patronen wijken op subtiele wijze van elkaar af.” (regels 257-260) 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
16: 
  • 1
  • 4
  • 6

17
  • 2
  • 4
  • 5
  • 8

18 [1 punt]
  • C


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Extra oefenen? 
Maak dan nog de vragen 19 t/m 24. 
Bij deze vragen moet je teksten met elkaar vergelijken. (Goede oefening!) 



Je krijgt nu de tekst mee naar huis. Succes! 🙂
PS. De tekst incl. form van de paragraaf Meer oefenen staat nog op de ELO

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

In totaal had je nu 28 punten kunnen behalen
Hoe bereid je je voor op je toets in de toetsweek?

  • Zorg dat je de begrippen op de achterzijde van de studiewijzer beheerst
  • Zorg voor structuur in je tekst (kernzinnen onderstrepen, signaalwoorden omcirkelen, functiewoorden en deelonderwerpen aangeven)
  • Lees de vraag goed, herhaal de vraag in je antwoord




Vragen? 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions