H2BC 11/1/2022

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

H2B

Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances? (Passé composé!)

Leerdoelen vandaag

1. Ik weet wat het thema van hoofdstuk 3 is.

2. Ik heb vocabulaire A doorgenomen en ken de uitspraak.

3. Ik heb de werkwoorden in de présent herhaald.

Huiswerk: leer de eerste 10 woorden van vocabulaire A.

1. Ik weet wat het thema van hoofdstuk 3 is.

"Ik kan iets kopen."

2. Ik heb vocabulaire A doorgenomen.

Opdracht (p. 128)

Markeer de vrouwelijke woorden roze (of andere kleur).

Markeer de mannelijke woorden blauw (of andere kleur).

Klaar?

Pak alvast een pen.

Leer de eerste 10 woordjes van A alvast. > = huiswerk

2. Ik kan vocabulaire A goed uitspreken.

~ = door je neus praten

maison > [mezõ]   //   grand > [grã]    //    bien > [bjẽ]

de zwembroek	le short de bain	[le sjor de bẽ]
de trui	le pull
het T-shirt	le T-shirt
de jurk	la robe
de broek	le pantalon

2. Ik kan vocabulaire A goed uitspreken.

~ = door je neus praten

maison > [mezõ]   //   grand > [grã]    //    bien > [bjẽ]

de zwembroek	le short de bain	[le sjor de bẽ]
de trui	le pull	[le puul]
het T-shirt	le T-shirt
de jurk	la robe
de broek	le pantalon

2. Ik kan vocabulaire A goed uitspreken.

~ = door je neus praten

maison > [mezõ]   //   grand > [grã]    //    bien > [bjẽ]

de zwembroek	le short de bain	[le sjor de bẽ]
de trui	le pull	[le puul]
het T-shirt	le T-shirt	[le tiesjurt]
de jurk	la robe
de broek	le pantalon

2. Ik kan vocabulaire A goed uitspreken.

~ = door je neus praten

maison > [mezõ]   //   grand > [grã]    //    bien > [bjẽ]

de zwembroek	le short de bain	[le sjor de bẽ]
de trui	le pull	[le puul]
het T-shirt	le T-shirt	[le tiesjurt]
de jurk	la robe	[la robe]
de broek	le pantalon

2. Ik kan vocabulaire A goed uitspreken.

~ = door je neus praten

maison > [mezõ]   //   grand > [grã]    //    bien > [bjẽ]

de zwembroek	le short de bain	[le sjor de bẽ]
de trui	le pull	[le puul]
het T-shirt	le T-shirt	[le tiesjurt]
de jurk	la robe	[la robe]
de broek	le pantalon	[le pantalõ]

2. Ik kan vocabulaire A goed uitspreken.

de verjaardag	l'anniversaire	[lanieverser]
de vriend	le copain
de vriendin	la copine
het winkelcentrum	le centre commercial
de winkel	le magasin
de winter	l'hiver

2. Ik kan vocabulaire A goed uitspreken.

de verjaardag	l'anniversaire	[lanieverser]
de vriend	le copain	[le kopẽ]
de vriendin	la copine
het winkelcentrum	le centre commercial
de winkel	le magasin
de winter	l'hiver

2. Ik kan vocabulaire A goed uitspreken.

de verjaardag	l'anniversaire	[lanieverser]
de vriend	le copain	[le kopẽ]
de vriendin	la copine	[la koopien]
het winkelcentrum	le centre commercial
de winkel	le magasin
de winter	l'hiver

2. Ik kan vocabulaire A goed uitspreken.

de verjaardag	l'anniversaire	[lanieverser]
de vriend	le copain	[le kopẽ]
de vriendin	la copine	[la koopien]
het winkelcentrum	le centre commercial	[le sãtr komersial]
de winkel	le magasin
de winter	l'hiver

2. Ik kan vocabulaire A goed uitspreken.

de verjaardag	l'anniversaire	[lanieverser]
de vriend	le copain	[le kopẽ]
de vriendin	la copine	[la koopien]
het winkelcentrum	le centre commercial	[le sãtr komersial]
de winkel	le magasin	[le magazẽ]
de winter	l'hiver

2. Ik kan vocabulaire A goed uitspreken.

de verjaardag	l'anniversaire	[lanieverser]
de vriend	le copain	[le kopẽ]
de vriendin	la copine	[la koopien]
het winkelcentrum	le centre commercial	[le sãtr komersial]
de winkel	le magasin	[le magazẽ]
de winter	l'hiver	[lievèr]

la robe

l'hiver

le short de bain

le pull

le magasin

le magasin = ?

l'hiver = ?

le short de bain = ?

de broek = ?

de trui = ?

de verjaardag = ?

3. Ik heb de werkwoorden in de présent herhaald.

- regelmatige werkwoorden op -er

- avoir, être, faire, aller

https://www.liveworksheets.com/px1799826zn  --> insturen naar [e-mail] 

Huiswerk voor donderdag: leer de eerste 10 woorden van vocabulaire A (p. 128).