Brugklas 1A - Fictie TDL lessen

Geef je mening!
Let op: het gaat om het onderdeel lezen en fictie

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Geef je mening!
Let op: het gaat om het onderdeel lezen en fictie

Slide 1 - Slide

Open vragen

Slide 2 - Slide

We lezen niet de woorden
maar het leven dat ze geven
aan een wereld die nog niet bestaat
en die het denken dansen laat

Slide 3 - Slide

LITERATUUR & POËZIE
Komende lessen gaan we met verhalen en gedichten aan de slag.
Jullie gaan in gesprek met elkaar over verhalen en poëzie.

Leerdoelen
  • Ik kan de literaire begrippen (bijvoorbeeld tijd en ruimte, thema, motieven) herkennen in verhalen
  • Ik kan mijn beginniveau bepalen voor het lezen van en praten over literatuur.
  • Ik kan kenmerken van een goed gesprek over literatuur benoemen.
  • Ik kan gespreksafspraken toepassen in een groepsgesprek over literatuur.
 

Slide 4 - Slide

Lesprogramma - les 1
  • Wat is literatuur?
  • Enquête en leerdoelenkaart invullen 
  • Gesprek over een leesfragment bekijken en beoordelen

  • Theorie tijd en ruimte 
  • Verhaal lezen 
  • Vragen bespreken over het verhaal

Slide 5 - Slide

Wat is literatuur?

Slide 6 - Slide

Opdracht 1 Vul de enquête in
 

Opdracht 2 Bepaal je beginsituatie
Lees de leerdoelenkaart goed door en kruis in elke rij aan waar jij denkt dat je staat. Je zet dus vier keer een kruisje. De vier doelen hangen samen, maar dat wil niet zeggen dat je voor elk doel op hetzelfde niveau zit.
Noteer je naam op de leerdoelenkaart , vul deze in en lever je kaart in 

Opdracht 3 Gesprek over een verhaal beoordelen

Opdracht 4 Zelf een gesprek voeren over een verhaal

Slide 7 - Slide

Hoe voer je een gesprek over een verhaal?
Het boek bestaat uit drie delen waarin Angel respectievelijk 12, 13 en 15 jaar is. Het is kerstvakantie. In de wijk waar Angel woont, branden autobanden en wordt in het winkelcentrum illegaal vuurwerk afgestoken. Angel woont alleen met haar moeder die al op haar vijftiende van haar in verwachting was. Bij bijna iedereen gedraagt Angel zich als een ongeleid projectiel. Alleen bij haar klasgenote Kayleigh voelt zij zich op een verrassende manier vertrouwd en veilig.

Angel vertelt aan Kayleigh dat haar moeder snel verliefd was geworden. Dan vraagt Kayleigh of Angel snel verliefd wordt en zegt ze dat het in een flits kan gebeuren. Waarom zegt ze dat op dat moment, denk je?

Noteer wat je goed en niet goed vindt aan het gesprek.

Slide 8 - Slide

Een 'vloeiendgesprek over literatuur
Je gaat zelf oefenen om een vloeiend gesprek over literatuur te voeren, in groepjes van drie of vier. 
Daarbij heb je nodig:
- EHBL-kaart met gespreksafspraken
- Vragen die je bespreekt in je groepje (op het bord)

Vragen stellen: stel je klasgenoten vragen over wat ze zeggen, denken, vinden, hebben ervaren, en vraag door
Luisteren naar elkaar: wat zegt een ander? Laat elkaar uitpraten.
Oordelen uitstellen: houd je mening even voor jezelf. Kun je ook een alternatief bedenken voor je eerste gedachte?
Evenveel aan het woord zijn: zorg dat iedereen aan het woord komt. Gebruik vragen om iedereen bij het gesprek te betrekken.
Inhoudelijk en interpreterend de diepte ingaan: zorg dat het gesprek écht ergens over gaat. Is er meer over je leeservaring te zeggen dan spannend, saai of leuk?
 



Slide 9 - Slide

Ruimte
  1. De ruimte geeft aan waar het verhaal zich afspeelt (gebouwen, landen, plaatsen, kamers, streken).
  2. Ook het klimaat (het weer) is onderdeel van de ruimte.

De functies van een ruimte:
  • Een uitgebreide plaatsbeschrijving.
  • Zorgt voor sfeer.
  • Info geven over een personage.
  • Zorgen voor spanning.

Slide 10 - Slide

Tijd
Wanneer speelt het verhaal zich af?

  • Concrete jaren, maanden of dagen.
  • Een tijdperk
  • Hoelang duurt het verhaal?
    Verteltijd en vertelde tijd.
  • Niet altijd direct te herkennen (aanwijzingen of niet belangrijk). 

Slide 11 - Slide

Praten over verhalen, boeken en gedichten
Ik lees het verhaal voor Een ongelukkig tijdstip.
Daarna bespreek en beantwoord je met je groepje de vragen:

  1. Welk vertelperspectief wordt in het verhaal gebruikt?
  2. Hoe wordt spanning opgebouwd in deze tekst?
  3. Verklaar de titel van het verhaal. 
  4. Geloof je in het toeval of in het lot?
  5. Het verhaal heeft een open einde. Schrijf het einde met je groepje. Overleg met elkaar hoe je het verhaal verder moet lopen of af moet lopen.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide