What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
COM - Reader 1 P1
COMMUNICATIE
Communicatie reader 1 - Periode 1
(S)ME - cohort 24/25
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Marketing & Communicatie
MBO
Studiejaar 1-3
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
COMMUNICATIE
Communicatie reader 1 - Periode 1
(S)ME - cohort 24/25
Slide 1 - Slide
Informeren
Propaganda
Voorlichten
Reclame
Public relations
Slide 2 - Drag question
Het stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een organisatie en haar publieksgroepen.
A
Reclame
B
Public relations
C
Voorlichting
D
Propaganda
Slide 3 - Quiz
Communicatie tussen minimaal 2 personen
Communicatie van een persoon met zichzelf.
Communicatie die over en weer gaat
Bewust gestuurde communicatie
De communicatie binnen een bedrijf
intrapersoonlijke communicatie
Intentionele communicatie
Interactieve communicatie
Interpersoonlijke communicatie
Interne communicatie
Slide 4 - Drag question
Het encoderen van een boodschap betekent:
A
Het vormgeven van de boodschap
B
Het ontvangen van de boodschap
C
Het terugkoppelen van een boodschap
D
Het interpreteren van een boodschap
Slide 5 - Quiz
Je hoort continu berichtjes binnenkomen tijdens de uitleg van de docent. Dit is:
A
Interne ruis
B
Externe ruis
C
Redundantie
D
Terugkoppeling
Slide 6 - Quiz
Een boodschap moet voldoen aan de ACTI-voorwaarden. De C in ACTI staat voor:
A
Culturele voorwaarde
B
Circus voorwaarde
C
Cognitieve voorwaarde
D
Conatieve voorwaarde
Slide 7 - Quiz
Welke ACTI-voorwaarde is dit? 'Beide partijen moeten dezelfde taal beheersen.'
A
Affectieve voorwaarde
B
Cognitieve voorwaarde
C
Technische voorwaarde
D
Interpretatieve voorwaarde
Slide 8 - Quiz
Een student geeft een medestudent een bemoedigende knipoog. De medestudent vat dit op als flirten. Welke ACTI-voorwaarde gaat hier mis?
A
Affectieve voorwaarde
B
Cognitieve voorwaarde
C
Technische voorwaarde
D
Interpretatieve voorwaarde
Slide 9 - Quiz
Wat betekent 'redundantie'?
A
Nieuwe informatie
B
Verkeerde informatie
C
Missende informatie
D
Overtollige informatie
Slide 10 - Quiz
Het geheel van normen, waarden, regels, gewoonten, gevoelens, ideeën en ervaringen waarop de ontvanger zijn handelen en denken baseert.
A
Selectieve perceptie
B
Referentiekader
C
Selectiekader
D
Referentie perceptie
Slide 11 - Quiz
Wat betekent 'selectieve perceptie'?
A
Het selectief encoderen en zenden van boodschappen
B
Het selectief oppikken en waarnemen van boodschappen
C
Het selectief kiezen van een passend medium
D
Het selectief inzetten van aspecten van een boodschap
Slide 12 - Quiz
Wat geeft de behoeftepiramide van Maslow weer?
A
Dat mensen hun behoeften altijd via een willekeurig patroon bevredigen
B
Dat mensen hun behoeften soms via een vast patroon bevredigen
C
Dat een piramide altijd op dezelfde manier gebouwd wordt.
D
Dat mensen hun behoeften altijd via een vast patroon bevredigen
Slide 13 - Quiz
Wat de zender probeert te bereiken met de boodschap
Dit toont de relatie tussen de zender en de ontvanger
Dit gaat over de persoonlijkheid en emoties van de zender
Dit aspect gaat puur over de informatie
Zakelijk aspect
Expressieve aspect
Relationele aspect
Appellerende aspect
Slide 14 - Drag question
Wat is het belang van communicatiemodellen?
A
Zo kun je zo efficiënt mogelijk het gewenste resultaat behalen.
B
Zo kun je zo veel mogelijk mensen bereiken.
C
Zo kun je zo veel mogelijk mensen vertellen over je strategie.
D
Zo kun je zo efficiënt mogelijk je bedrijf starten.
Slide 15 - Quiz
AIDA staat voor...
A
Attention - Interest - Desire - Action
B
Action - Interest - Desire - Attention
C
Attention - Intercultural - Desire - Action
D
Action - Intercultural - Design - Action
Slide 16 - Quiz
Wat is het grootste verschil tussen het AIDA-model en het DAGMAR-model?
A
AIDA is een model dat wordt gebruikt bij het ontwikkelen van reclames
B
Bij DAGMAR werk je altijd met van tevoren vastgestelde doelen
C
Bij AIDA werk je altijd met van tevoren vastgestelde doelen
D
DAGMAR is een model dat wordt gebruikt bij het ontwikkelen van reclames
Slide 17 - Quiz
Purchase
Awareness
Retention
Advocacy
Consideration
Slide 18 - Drag question
Welk doel heeft het VOCATIO-model?
A
Potentiële klanten leren kennen
B
Potentiële klanten overtuigen
C
Potentiële klanten bedanken
D
Potentiële klanten intimideren
Slide 19 - Quiz
Welke theorie gaat ervanuit dat 'de massa geïnjecteerd wordt' met bepaalde boodschappen door de media?
A
Stimulus-responsmodel
B
Injectienaaldtheorie
C
Two-step-flow-theorie
D
Kennisklooftheorie
Slide 20 - Quiz
De kennisklooftheorie beweert dat de kenniskloof tussen kennisarme en kennisrijke mensen steeds groter wordt.
WAAR
NIET WAAR
Slide 21 - Poll
Slide 22 - Slide
Hoe heet dit model?
A
Het innovatie- en adoptiemodel
B
Het adoptie- en interactiemodel
C
Het innovatie- en atractiemodel
D
Het interactie- en atractiemodel
Slide 23 - Quiz
Agendasetting-theorie
Two-step-flow-theorie
Uses-and-gratifications-theorie
Opinieleiders hebben een grote invloed op de samenleving en worden daarom ingezet om de boodschap over te brengen.
De media bepalen de onderwerpen waarover de massa moet nadenken.
De mediagebruiker heeft zelf de controle over het gebruik van media en het tot zich nemen van informatie.
Slide 24 - Drag question
Een (...) beschrijft via welke weg een organisatie de gestelde communicatiedoelen wil bereiken.
A
communicatiedoel
B
communicatiekruispunt
C
communicatiestrategie
D
communicatiedriehoek
Slide 25 - Quiz
Welke 4 vormen van communicatie onderscheidt het Communicatiekruispunt van Betteke van Ruler?
A
Informeren, overreding, dialogisering, formering
B
Informeren, fascineren, deponeren, motiveren
C
Informeren, dialogisering, fascineren, motiveren
D
Informeren, fascineren, dialogisering, formering
Slide 26 - Quiz
Wat verstaan we onder 'eenrichtingsverkeer' binnen de communicatie?
A
Een monoloog
B
Een dialoog
Slide 27 - Quiz
Informeren
Overreden/
overtuigen
Dialogiseren
Formeren
In gesprek gaan met de doelgroep.
Het beïnvloeden van de doelgroep.
Gemeenschappelijke belangen of overeenkomsten vinden in een conflictsituatie.
Het overdragen van kennis.
Slide 28 - Drag question
Welk van de 4 voorbeelden is een voorbeeld van 'formeren'?
A
Een bedrijf en de gemeente gaan in gesprek over geluidsoverlast
B
Een bedrijf geeft informatie over de retourprocedure
C
Een bedrijf probeert de doelgroep te overtuigen om een product te kopen
D
Een bedrijf gaat in gesprek met klanten om het product te verbeteren
Slide 29 - Quiz
Hoe noem je de communicatie tussen één zender en een heleboel ontvangers?
A
One-to-one communicatie
B
One-to-two communicatie
C
One-to-more communicatie
D
One-to-many communicatie
Slide 30 - Quiz
Wat is het verschil tussen symmetrische communicatie en asymmetrische communicatie?
A
Asymmetrische communicatie is gelijkwaardig. Symmetrische communicatie is dat niet.
B
Er is geen verschil tussen symmetrische en asymmetrische communicatie. Het zijn synoniemen van elkaar.
C
Symmetrische communicatie is gelijkwaardig. Asymmetrische communicatie is dat niet.
D
Asymmetrisch is gewoon een typfout.
Slide 31 - Quiz
Welk van de 4 voorbeelden is een voorbeeld van 'eenzijdige, asymmetrische communicatie'?
A
Een nieuwsbrief
B
Een klantenservice
C
Een functioneringsgesprek
D
Een televisiereclame
Slide 32 - Quiz
More lessons like this
COM - Reader 1 P1
4 days ago
- Lesson with
32 slides
Marketing & Communicatie
MBO
Studiejaar 1-3
COM - Reader 1 P1
September 2024
- Lesson with
32 slides
Marketing & Communicatie
MBO
Studiejaar 1-3
Communicatie lj. 1 - Reader 1 - hst. 1 en 2
September 2024
- Lesson with
15 slides
Marketing & Communicatie
MBO
Studiejaar 1
Marketing- basiscommunicatie
November 2022
- Lesson with
14 slides
Basismarketing en Communicatie
MBO
Studiejaar 1
Corporate Communicatie lj 2
May 2023
- Lesson with
24 slides
Marketing & Communicatie
MBO
Studiejaar 2
Communicatie lesweek 5 les 1
February 2021
- Lesson with
19 slides
Communicatie
MBO
Studiejaar 2
Sales Les 12-01-2023
January 2023
- Lesson with
14 slides
Sales
MBO
Studiejaar 2
Marketing lesweek 5: les 2
March 2022
- Lesson with
20 slides
Marketing
MBO
Studiejaar 1