PV les 9

1 / 31
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor overloop diarree?
A
Paradoxale Diarree
B
Obstipatie
C
Feces
D
Defecatie diarree

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet je doen bij zorgvragers met diarree?
A
Melk en zoetigheid geven
B
Laten wachten met toiletteren
C
De wcbril 5 x per dag schoonmaken
D
Vochtbalans bijhouden

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een positieve vochtbalans?
A
Er komt meer vocht het lichaam binnen dan er uit gaat.
B
Er gaat meer vocht het lichaam uit dan er in komt.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel vocht krijgen we per dag via onze voeding binnen?
A
150 ml
B
750 ml
C
1,5 liter
D
500 ml

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heten ziekten die het gevolg zijn van overvoeding?
A
Obesitas
B
Welvaartsziekten
C
Voedingsziekten
D
Ondervoeding

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel ml plassen we per dag?
A
1600-2000 ml
B
500-1000 ml
C
100-500 ml
D
1000-1600 ml

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het woord defeceren?
A
Poepen
B
Plassen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vol is de blaas als je voelt dat je moet plassen?
A
300 ml
B
250 ml
C
500 ml
D
1000 ml

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent anurie?
A
Meer dan 2000 ml urine per dag.
B
's Nachts vaak plassen.
C
Minder dan 500 ml per dag.
D
Minder dan 50 ml per dag.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is er aan de hand als de urine helder donker geel van kleur is.
A
De zorgvrager heeft veel gedronken.
B
De zorgvrager heeft weinig gedronken.
C
Er zit galkleurstof bij de urine.
D
Er is een bloeding in de urinewegen.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent Mictie
A
Het lozen van ontlasting
B
Het lozen van urine
C
Het niet kunnen ophouden van urine
D
Het niet kunnen lozen van ontlasting

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent defeceren
A
Urineren
B
Incontinent zijn
C
Ontlasten
D
Diarree

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Op welke vijf punten let je bij het defacatiepatroon?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Stopverf/
grauwwit
Zwarte ontlasting
Zwart en teerachtig
Grijswit en glanzend
Steatorroe
Meleana
Geelzucht
Galwegen afgesloten
ijzerpreparaat

Slide 18 - Drag question

Als de ontlasting de kleur heeft van stopverf (grauwwit), betekent dit dat de galwegen zijn afgesloten. Meestal bestaat er dan ook geelzucht.
Zwarte ontlasting ontstaat als de zorgvrager ijzerpreparaten inneemt of door een bloeding in de maag of de twaalfvingerige darm.
Als de ontlasting zwart en teerachtig is door een maagbloeding, noemen we dit melaena.
Als vet in de darm onvoldoende verteerd wordt, wordt dit met de ontlasting uitgescheiden. De ontlasting ziet er grijswit en glanzend uit, is brijig, plakkerig en stinkt. Dit noemt men steatorroe.
Wat is GEEN oorzaak van incontinentie van ontlasting?
A
Gevolg van Diarree
B
Neurologische aandoeningen
C
Niet kunnen ontlasten
D
Darmaandoening

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Waar let je op bij het verzorgen van een incontinente zorgvrager?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Wat is een kathetertoilet?
A
Een speciale wc om een katheterzak in te legen.
B
Het verzorgen van een verblijfskatheter.
C
Met een katheter naar toilet gaan
D
Aandrang hebben met een katheter

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn blaaskrampen?
A
Krampen die een ZV krijgt als hij de urine te lang ophoudt.
B
Samentrekkingen van de blaas als gevolg van een katheter.
C
Krampen als gevolg van een urineweginfectie.
D
Krampen als gevolg van uitdroging.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Waar let je op bij de observatie van sputum?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Wat is projectielbraken?
A
Met grote kracht braken
B
Braken van kleine stukjes
C
In golven braken
D
Spugen bij baby's

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is amenorroe?
A
De eisprong.
B
Onregelmatige menstruatie.
C
Het uitblijven van de menstruatie.
D
De overgang.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent mobiliteit?
A
Lopen
B
Tillen
C
Staan
D
Bewegen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel mag je maximaal tillen op je werk?
A
13 kg
B
23 kg
C
33 kg
D
43 kg

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel % van het zorgpersoneel heeft last van klachten aan het houdings- of bewegingsapparaat?
A
10%
B
20%
C
30%
D
40%

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Noem 3 ergonomische
hulpmiddelen

Slide 29 - Mind map

This item has no instructions

Hoe gaat het met het doorstroomportfolio?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions