taal

WAT GAAN WE DOEN VANDAAG?

HERHALEN VAN 
WOORDSOORTEN EN ZINSDELEN
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WAT GAAN WE DOEN VANDAAG?

HERHALEN VAN 
WOORDSOORTEN EN ZINSDELEN

Slide 1 - Slide

timer
0:45
Welke woordsoorten
en zinsdelen
kennen wij nog?

Slide 2 - Mind map

QUIZ!

Slide 3 - Slide

In het centrum van Brussel vind je een klein bronzen beeldje. De hoogte van het kunstwerk is achtenvijftig centimeter.  
Manneken Pis is één van de bekendste Belgische trekpleisters. 
Heb jij hem weleens gezien? 
Mijn oom en tante hebben het monument bezocht, toen ze op huwelijksreis waren. 

Slide 4 - Slide


In het centrum van Brussel vind je
een klein bronzen beeldje. 
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Quiz


In het centrum van Brussel vind je
een klein bronzen beeldje. 
A
Voorzetsel
B
Lidwoord
C
Hulp werkwoord
D
Voegwoord

Slide 6 - Quiz


De hoogte van het kunstwerk is achtenvijftig centimeter.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Telwoord
C
Voltooid deelwoord
D
Rangtelwoord

Slide 7 - Quiz


De hoogte van het kunstwerk is achtenvijftig centimeter.
A
Voegwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Persoonsvorm
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quiz


Manneken Pis is één van de bekendste Belgische trekpleisters. 
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Voltooid deelwoord
D
Lidwoord

Slide 9 - Quiz


Heb jij hem weleens gezien? 
A
Persoonsvorm
B
Voorzetsel
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 10 - Quiz


Mijn oom en tante hebben het monument bezocht, toen ze op huwelijksreis waren. 
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Voorzetsel
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

Afgelopen weekend hebben wij de Ardennen ontdekt!
Mijn broer en ik hebben daar een vlot gebouwd. 
Mijn vader wil de volgende keer een cursus boogschieten volgen. 
Wij gaan onze neven dan ook uitnodigen.

Slide 12 - Slide


Afgelopen weekend hebben wij de Ardennen ontdekt!
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Werkwoordelijke gezegde

Slide 13 - Quiz


Afgelopen weekend hebben wij de Ardennen ontdekt!
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Werkwoordelijke gezegde

Slide 14 - Quiz


Mijn broer en ik hebben daar een vlot gebouwd. 
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Werkwoordelijke gezegde
D
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 15 - Quiz


Mijn vader wil de volgende keer een cursus boogschieten volgen. 
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Werkwoordelijke gezegde
D
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 16 - Quiz


Wij gaan onze neven dan ook uitnodigen.
A
Onderwerp
B
Werkwoordelijke gezegde
C
Lijdend voorwerp
D
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

WERKBOEK

Slide 18 - Slide

QUIZ! 2.0

Slide 19 - Slide


Wij verwachtten gisteren niet dat onze papieren brochures op het trottoir zouden worden gegooid.
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
Werkwoordelijke gezegde
C
Lijdend voorwerp
D
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 20 - Quiz


Wij verwachtten gisteren niet dat onze papieren brochures op het trottoir zouden worden gegooid.
A
Voegwoord
B
Werkwoordelijke gezegde
C
Lijdend voorwerp
D
Voorzetsel

Slide 21 - Quiz


Wij verwachtten gisteren niet dat onze papieren brochures op het trottoir zouden worden gegooid.
A
Persoonsvorm
B
Lijdend voorwerp
C
Werkwoordelijke gezegde
D
Onderwerp

Slide 22 - Quiz


Wij verwachtten gisteren niet dat onze papieren brochures op het trottoir zouden worden gegooid.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Voltooid deelwoord
C
Werkwoordelijke gezegde
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 23 - Quiz


Wij verwachtten gisteren niet dat onze papieren brochures op het trottoir zouden worden gegooid.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Voltooid deelwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Quiz


Vermijd plankenkoorts tijdens jullie tournee, want daar schiet je niets mee op.
A
Voorzetsel
B
Voegwoord
C
Hulpwerkwoord
D
Lidwoord

Slide 25 - Quiz


Vermijd plankenkoorts tijdens jullie tournee, want daar schiet je niets mee op.
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
Voorzetsel
C
Hulpwerkwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 26 - Quiz