uiteenzetting 1

1 / 30
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Planning h4
Week 19

Week 20

Week 21

Week 22
les 1/2/3 schrijven



projectweek

les 1/2 andere invulling
les 3 eerste versie GEPRINT mee

les 1 (her)schrijven 
Einde les alles inleveren

Slide 2 - Slide

Jongerentaal wordt gekenmerkt Door een eigen woordenschat. Welk onderstaand woord is het oudst?
A
Cool
B
Chill
C
Gaaf
D
Onwijs

Slide 3 - Quiz

Jongerentaal
C: gaaf (1973)

D: onwijs (1985)

A: cool (1989)

B: chill (2018)


Slide 4 - Slide

Aan de slag 1
Stap 1: Kies een onderwerp uit het document op It's Learning. 

Stap 2: Ga op zoek naar informatie over dit onderwerp. Je zorgt voor minimaal drie artikelen met een betrouwbare bron.

Slide 5 - Slide

Aan de slag 2
Schrijfplan

Bepaal welke deelonderwerpen je gaat beschrijven per alinea. 

Leg dit schrijfplan voor aan je docent. 
Je krijgt een go / no go.

Slide 6 - Slide

Aan de slag 3
Documentatie

Markeer de belangrijke informatie uit je bronnen.

Zorg ervoor dat je weet welke stukken informatie bij welk deelonderwerp horen.

Slide 7 - Slide

Aan de slag 4
Schrijven

 Denk aan de doelgroep waarvoor jullie de tekst schrijven. 

- Lengte van zinnen
- Vorm van zinnen
- Keuze van woorden

Slide 8 - Slide

"Jullie moeten om drie uur weg, want ik heb nog een afspraak."

Bovenstaande zin is een samengestelde zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

"Ik vraag me af of hij zijn huiswerk heeft gemaakt."

Bovenstaande zin is een samengestelde zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat is een samengestelde zin?

Slide 11 - Open question

Lengte van zinnen
  • Een zin met één persoonsvorm is een enkelvoudige zin.
  • Deze zin heeft twee persoonsvormen, dus is het een samengestelde zin.

Je wisselt samengestelde en enkelvoudige zinnen met elkaar af.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Opdracht
Schrijf een verhaaltje van vijf samengestelde zinnen over het afgelopen weekend.

Markeer / onderstreep de persoonsvormen.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Vorm van zinnen

  • De leerlingen weten dat deze zin actief is.

  • Door de leerlingen wordt gezien dat deze zin passief is.

Maak zo min mogelijk gebruik van passieve zinnen

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Aan de slag 5
Werk aan de kern van je uiteenzetting

Denk aan 
 - de lengte van zinnen
- de vorm waarin deze zinnen staan

Slide 26 - Slide

Keuze van woorden
Wanneer je vaak hetzelfde woord tegenkomt in een tekst 
(leuk, dus, ook, gewoon, mooi, maar, geen, dingen) 
wordt een tekst langdradig en moeilijker om te lezen. 
Gebruik synoniemen voor woorden die je veel gebruikt.

Slide 27 - Slide

Aan de slag 6
INLEIDING
KERN
SLOT

Feedback

Slide 28 - Slide

Socrative   JANSSENNED


0 - ik ben het helemaal oneens met de stelling
1
2
3
4 - ik ben het helemaal eens met de stelling

Slide 29 - Slide

Socrative

laatstgemaakte vraag 

Roomname
JANSSENNED

3 Julia 
6 Kim
8 Delano
9 Brit Caren Ids Mirthe
13 Linda
14 Tom Dianthe
15 Mark Yasmee Lenn Jaimy
17 Mabel
18 Laura
26 Lois
28 Christopher

Slide 30 - Slide