Einstufungstest Fälle

Herzlich Willkommen
 
Was weißt du noch über die Fälle?

Dienstag, den 28. Februar
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen
 
Was weißt du noch über die Fälle?

Dienstag, den 28. Februar

Slide 1 - Slide

Aufgabe 1: 
Was weißt du noch (4 vragen)?

Slide 2 - Slide

Wat zijn naamvallen?
timer
2:00

Slide 3 - Open question

Voor welk deel van de zin gebruik je de 1e naamval?
timer
1:00
A
gezegde
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quiz

Voor welk deel van de zin gebruik je de 4e naamval?
timer
1:00
A
gezegde
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quiz

Voor welk deel van de zin gebruik je de 3e naamval?
timer
1:00
A
gezegde
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Aufgabe 2: 
Vul bij de volgende vragen de juiste naamval in (2 vragen).

Slide 7 - Slide

D___ Mann ist sehr fröhlich.
timer
1:00
A
Der
B
Die
C
Das
D
Den

Slide 8 - Quiz

Ich habe d___ Mann gesehen.
timer
1:00
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 9 - Quiz

1e naamval
  • Gebruik je voor het deel van de zin dat het onderwerp is.
  • Der Lehrer gibt zu viel Hausaufgauben auf.

4e naamval
  • Gebruik je voor het deel van de zin dat het lijdend voorwerp is.
  • Meine Freunde finden den Lehrer zu streng.
Was haben wir schon gelernt?

Slide 10 - Slide

Der- und ein-Gruppe:

Slide 11 - Slide

Voorzetsels met de 4e naamval
durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang

Doel: Ik weet bij welke voorzetsels ik de 4e naamval moet gebruiken.

Slide 12 - Slide

Aufgabe 3: 
Zoek bij de voorzetsels de juiste vertaling (sleepvraag).

Slide 13 - Slide

gegen
um
bis
ohne
langs
für
durch
entlang
door
voor
tegen
tot
om
zonder

Slide 14 - Drag question

Na de volgende voorzetsels moet je de vormen van de 4e naamval gebruiken:
Präpositionen:

Slide 15 - Slide

Aufgabe 4: 
Vul bij de volgende vragen de juiste naamval in, let op het voorzetsel (4 vragen).

Slide 16 - Slide

Ohne ... Portemonnaie (o) gehe ich nicht in die Stadt.
timer
1:00
A
ein
B
eine
C
einen
D
eines

Slide 17 - Quiz

Ich bin gegen ... Wind (m) zur Schule gefahren.
timer
1:00
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 18 - Quiz

... Weg (m) entlang standen viele Zuschauer.
timer
1:00
A
den
B
der
C
das
D
die

Slide 19 - Quiz

Der Autofahrer ist gegen ... Schaufenster (o) gefahren.
timer
1:00
A
der
B
den
C
das
D
die

Slide 20 - Quiz

Aufgabe 5: 
Sleep de zinsdelen op de juiste plaats om het stappenplan van de naamvallen compleet te maken (sleepvraag).

Slide 21 - Slide

Onderwerp zoeken
Kies de juiste groep en kijk welke uitgang je in moet vullen
Lijdend voorwerp zoeken
Zin vertalen
Voorzetsel zoeken
Persoonsvorm + gezegde zoeken
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6

Slide 22 - Drag question

Aufgabe 6: 
Nu komen er 4 vragen waarbij je een kort antwoord moet geven. Gebruik het stappenplan!

Slide 23 - Slide

Nein, ... (mijn) Kassenzettel (m) habe ich nämlich nicht mehr gefunden.
timer
2:00

Slide 24 - Open question

Ist ... (het) Taschengeld (o) jetzt schon alle?
timer
2:00

Slide 25 - Open question

Hast du das Geschenk für ... (zijn) Vater gekauft?
timer
2:00

Slide 26 - Open question

Bij welk geslacht van het zelfstandig naamwoord hoefden we het stappenplan eigenlijk alleen toe te passen?

Slide 27 - Open question

Der- und ein-Gruppe:

Slide 28 - Slide