Ontdek de wereld van functiewoorden!

Ontdek de wereld van functiewoorden!

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je uitleggen wat functiewoorden zijn en herken je ze in teksten.

Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les zullen kunnen doen.

Wat weet je al over functiewoorden?

Wat zijn functiewoorden?

Functiewoorden zijn woorden die de relatie tussen zinnen en alinea's aangeven.

Leg uit wat functiewoorden zijn en waarom ze belangrijk zijn bij het begrijpen van teksten.

Voorbeelden van functiewoorden

Voorbeelden van functiewoorden zijn 'maar', 'daarom', 'ten eerste' en 'bijvoorbeeld'.

Geef enkele voorbeelden van functiewoorden en bespreek waar ze vaak voorkomen in teksten.

Functiewoorden herkennen

Lees de volgende zin: 'Ik houd van chocolade, maar ik ben allergisch voor noten.' Welk functiewoord wordt hier gebruikt?

Laat de leerlingen de zin lezen en vraag hen welk functiewoord ze kunnen vinden. Bespreek daarna het antwoord.

Oefening: Functiewoorden markeren

Lees de volgende tekst en markeer de functiewoorden die je tegenkomt: 'Ten eerste, hou ik van voetbal. Daarnaast speel ik ook graag gitaar.'

Geef de leerlingen wat tijd om de tekst te lezen en de functiewoorden te markeren. Bespreek daarna samen de antwoorden.

Waarom zijn functiewoorden belangrijk?

Functiewoorden helpen ons de structuur van een tekst te begrijpen en verbanden tussen zinnen te zien.

Bespreek waarom functiewoorden belangrijk zijn bij het lezen en begrijpen van teksten.

Oefening: Functiewoorden in context

Lees de volgende alinea. Welk functiewoord wordt hier gebruikt? 'Daarom is het belangrijk om voldoende te slapen.'

Laat de leerlingen de alinea lezen en vraag hen welk functiewoord ze kunnen vinden. Bespreek daarna het antwoord.

Samenvatting

Functiewoorden zijn woorden die de relatie tussen zinnen en alinea's aangeven. Ze helpen ons de structuur van een tekst te begrijpen.

Vat de belangrijkste punten van de les samen en herhaal het belang van functiewoorden bij het lezen en begrijpen van teksten.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.