Verpleegkunde Klinisch redeneren BOL 2.3.4

Verpleegkunde
2.3.4 klinisch redeneren

1 / 26
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Verpleegkunde
2.3.4 klinisch redeneren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welkom
-Klinisch redeneren
-Verwerkingsopdrachten
-Verder met je casus

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
De student: 
-Kan de stappen van het klinisch redeneren koppelen aan de praktijk door middel van casuïstiek. 
-De student kan gestructureerd communiceren over de situatie van de patiënt

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De stappen van klinisch redeneren
1. Observeren
2. Analyseren
3. Communiceren

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Stap 1: Observeren
Kernvraag: ‘Wat signaleer je, op dit moment, bij deze patiënt?’
 -Signaleren
 -Moment
- Patiënt

Essentie van observeren is beeldvorming

Slide 5 - Slide

Signaleren: betreft alles wat je ziet, vraagt, hoort, ruikt, voelt en meet: niet-pluissignalen, klinimetrie, scores, klachten, bloedwaarden en andere aspecifieke opvallende verschijnselen.
Moment: betreft het eventuele specifieke en relevante moment, gezien in de tijd en gezien in plaats en omstandigheid. Wanneer iemand zich net heeft ingespannen in een hoge hartslag en ademhaling normaal, maar in complete rust niet.
Patiënt: specifieke persoonskenmerken en gezondheidsachtergrond.
Beschouw alles wat je ziet in de context van de patiënt en het moment van signaleren.

Vervolg observeren
1. Continue professionele alertheid en aandacht
2. Basisklinimetrie
3. Specifieke scoresystemen
4. Uitgebreid bloedbeeld
5. Uitgebreide en specifieke klinimetrie

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
-Zoek uit wat er onder de basis klinimetrie valt?
-Welke scoresysteem kunnen helpen jouw patiënt in kaart te brengen bij achteruitgang van de patiënt?
-Welke bloedwaarden wil de arts weten als een patiënt een geïnfecteerde wonden heeft?
-Welke bloedwaarden moeten bekend zijn als de patiënt een packed cell moet ontvangen?

timer
10:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Observeren in de praktijk
Meneer de Jong is 81 jaar en vitaal. Dhr. wandelt 4/5 keer per dag met zijn hond en sport 1 keer in de week in de sportschool. Dhr. woont zelfstandig en heeft geen hulp in huis. Dhr. is tijdens het uitlaten van zijn hond gevallen. Hierbij brak dhr. zijn heup. Dhr. is 2 dagen geleden geopereerd en het gaat goed. Er wordt gekeken of dhr. over een paar dagen weer terug naar huis kan met thuiszorg. Jij hebt die avond late dienst en zorgt voor dhr. De dagdienst draagt over dat dhr. uit bed is geweest met de fysiotherapie en dat dit vanavond door de verpleegkundige herhaald kan worden. Dhr. Voelt zich ondanks een klein beetje pijn goed. Urineproductie is op gang en de wond lekt nauwelijks. In jou dienst begint dhr. wat meer te hoesten. En terwijl jij dhr. uit bed helpt merk je dat dhr. ook wat kortademig is en je hoort in zijn ademhaling een knispering. 

Wat observeer je?

Slide 9 - Slide

-Uitgangsvraag is: Hoe gaat het?
-Observeer je patiënt aandachtig: klinische metingen, scoresysteem toepassen
-Beoordeel of de gevonden waarden afwijkend zijn bij deze patiënt
-Beoordeel of er een groot verschil is met eerdere metingen
-Kijk of er recente bloedwaarden bekend zijn en weeg deze mee
-Interpreteer het geheel en geef antwoord op de vraag "hoe gaat het?" Met de mentaal – fysieke gesteldheid van je patiënt

RR 140/85
Sat 90 %
P85
AH 30
Temp 38.6

Wat observeer je?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Stap 2: Analyseren
Kernvragen:
‘Wat gaat goed, is in gevaar of gaat niet goed’? 
‘Wat MOET er gebeuren’?  Prioriteren!
Focus op welbevinden, functies en functioneren:
- welbevinden (SCEGS)
- Functies en functioneren (ICF-classificatie)
- In levensbedreigende situaties (ABCDE-methode)
De essentie van analyseren is het inzicht krijgen in de situatie, de problemen en de noden/behoeften

Slide 11 - Slide

SCEGS:
Somatiek: De klachten
Cognitief: Eigen ideeën en gedachten over de klachten
Emoties: Gevoelens in relatie tot de klachten
Gedrag: Acties in verband met de klachten
Sociaal: Welke invloed is er op het dagelijks leven?

ICF: Internationale Classificatie van het menselijke Functioneren
Mens als organisme (functies en anatomische eigenschappen)
Mens als uitvoerder van menselijke activiteiten en functioneel deelnemer aan het maatschappelijk leven (participatie).

ABCDE:
Airway
Breathing
Circulation
Disability
Environment

Analyseren in de praktijk
Meneer de Jong is 81 jaar en vitaal. Dhr. wandelt 4/5 keer per dag met zijn hond en sport 1 keer in de week in de sportschool. Dhr. woont zelfstandig en heeft geen hulp in huis. Dhr. is tijdens het uitlaten van zijn hond gevallen. Hierbij brak dhr. zijn heup. Dhr. is 2 dagen geleden geopereerd en het gaat goed. Er wordt gekeken of dhr. over een paar dagen weer terug naar huis kan met thuiszorg. Jij hebt die avond late dienst en zorgt voor dhr. De dagdienst draagt over dat dhr. uit bed is geweest met de fysiotherapie en dat dit vanavond door de verpleegkundige herhaald kan worden. Dhr. Voelt zich ondanks een klein beetje pijn goed. Urineproductie is op gang en de wond lekt nauwelijks. In jou dienst begint dhr. wat meer te hoesten. En terwijl jij dhr. uit bed helpt merk je dat dhr. ook wat kortademig is en je hoort in zijn ademhaling een knispering. 

Wat analyseer je?

Slide 12 - Slide

Longen luisteren
ontstekingswaarden laten prikken
thorax foto laten maken
O2 toedienen


RR 140/85
Sat 90 %
P85
AH 30
Temp 38.6

Wat analyseer je?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Communiceren
Met wie, over wie, hoe en wanneer en waarover?
 
Gebruik de SBAR om op een gestructureerde manier te communiceren

Doel: Elkaar informeren en elkaars bevindingen delen om gezamenlijk tot eenduidige en eendrachtige klinische besluitvorming te komen.

Slide 15 - Slide

SBAR:
Situation
Background
Assesment
Recommendation

Communiceren in de praktijk
Meneer de Jong is 81 jaar en vitaal. Dhr. wandelt 4/5 keer per dag met zijn hond en sport 1 keer in de week in de sportschool. Dhr. woont zelfstandig en heeft geen hulp in huis. Dhr. is tijdens het uitlaten van zijn hond gevallen. Hierbij brak dhr. zijn heup. Dhr. is 2 dagen geleden geopereerd en het gaat goed. Er wordt gekeken of dhr. over een paar dagen weer terug naar huis kan met thuiszorg. Jij hebt die avond late dienst en zorgt voor dhr. De dagdienst draagt over dat dhr. uit bed is geweest met de fysiotherapie en dat dit vanavond door de verpleegkundige herhaald kan worden. Dhr. Voelt zich ondanks een klein beetje pijn goed. Urineproductie is op gang en de wond lekt nauwelijks. In jou dienst begint dhr. wat meer te hoesten. En terwijl jij dhr. uit bed helpt merk je dat dhr. ook wat kortademig is en je hoort in zijn ademhaling een knispering. 

Wat en hoe communiceer je?

Slide 16 - Slide

Longen luisteren
ontstekingswaarden laten prikken
thorax foto laten maken
O2 toedienen


RR 140/85
Sat 90 %
P85
AH 30
Temp 38.6

Wat en hoe communiceer je?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

Ik ben manuela verpleegkundige op afdeling D2 en ik zorg voor meneer de Jong. Meneer de jong is 2e dag post operatief na een heup fractuur. Opname verloopt volgens protocol maar sinds vanavond is dhr. meer aan het hoesten, is kortademig en ik hoor een knisperende ademhaling. Dhr. is niet bekend met longproblemen. Gebruikt alleen pijnstilling. Paracetamol en celebrex.
Controles zijn:
Het lijkt mij verstandig dat u de patient komt beoordelen en de longen beluisteren. Dat er een thoraxfoto gemaakt wordt. En zou ik alvast kunnen starten met het toedienen van O2 ivm lage saturatie?

Zorgthema`s 
Ademhaling
Circulatie
Zuurstofvoorziening hart
Neurologische functies
Thermoregulatiesysteem
Urogenitale functies
Spijsverteringsfuncties
Bloed en bloedwaarden
Sensorische functies en pijn
Huid en afweerfuncties
Hormonaal stelsel
Stem en spraak
Bewegingsapparaat
Mentale functies
Activiteit en participatie

Slide 19 - Slide

Het belang van de zorgthema's is, is dat je als zorgverlener aan de hand van deze thema's , soorten functiestoornissen in de praktijk leert te herkennen en er adequaat op leert te reageren.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

6 stappen?
Voorheen 6 stappen, maar erg ingewikkeld om te gebruiken in een praktijksituatie.
Omgevormd naar 3 bovenstaande stappen, 6 stappen zijn behouden gebleven voor evalueren en reflecteren. Deze kun je gebruiken in bijvoorbeeld een patiëntenbespreking.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Nabespreking volgens de 6 stappen

1. Oriëntatie op de situatie/klinisch beeld
2. Klinische probleemstellingen
3. Aanvullend klinisch onderzoek
4. Klinisch beleid
5. Klinisch verloop
6. Nabeschouwing 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Jullie gaan nu bezig met jullie opdracht – klinisch redeneren.
De drie stappen van klinisch redeneren moeten zichtbaar gemaakt worden in de opdracht.
Er moeten verschillende redeneerhulpen gebruikt worden, zoals EWS, ABCDE en SBAR.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen behaald?
-Weet je uit welke stappen het klinisch redeneren bestaat?
-Kan je gestructureerd communiceren over jouw patiënt?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Volgende week
Verder met de eindopdracht
Escape room

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Heb je vragen?
Veel succes!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions