4/2 tussenwerpsel + niveau 1 leesboek 3h

vrijdag 4/2 3h
  • uitleg tussenwerpsel
  • maken Grammatica H4 woordsoorten online 
  • opdracht leesboek niveau 1 
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

vrijdag 4/2 3h
  • uitleg tussenwerpsel
  • maken Grammatica H4 woordsoorten online 
  • opdracht leesboek niveau 1 

Slide 1 - Slide

tussenwerpsel (tw)

Slide 2 - Slide

tussenwerpsel (tw)
-> Uitroepen (hé, oef, shit, hoera,) en klanknabootsingen (klats, 
      piefpafpoef) heten tussenwerpsels. 
-> Groeten als Hallo, goedmorgen, dag, hoi noemen we ook tussenwerpsels.

-> Tussenwerpsels staan, meestal aan het begin of einde van 
      een zin, vaak van de rest gescheiden door een komma.

Slide 3 - Slide

maken opdrachten online
maken Grammatica H4 woordsoorten online (tussenwerpsel)

Slide 4 - Slide

leesboeken 3h

  • leesboek 1 stip na kerstvakantie uit (eigen keuze)
  • 1 april uit: De belofte van Pisa (M. Bouzamour) of Eilandgasten of Dagen van gras (P. Huff)  
  • over beide boeken een verwerkingsopdracht op 1 april
  • gezamenlijk lezen IV van Arjen Lubach -> toets fictie + IV op 1 juni

Slide 5 - Slide

opdracht leesboek niveau 1
  • Zoek en lees op Literom.nl twee recensies (= wat iemand van het boek vindt) van je gelezen boek.
  • Maak hier aantekeningen over in je schrift.
  •  Noteer of je het met de schrijver van de recensies eens bent en leg je antwoord uit.

Slide 6 - Slide

Hoofdtelwoord 
Bepaald: geeft een precies aantal:
vijf, achttien,drie, 3, 4 etc. 
of een onduidelijk aantal aan. 
veel, enkele, sommige

Slide 7 - Slide

Rangtelwoord
Noemt een volgorde, een plaats in de rij.
Eerste, tweede, vierde of onbepaald: middelste, laatse, zoveelste, enz. Vaak uitgang -e of -ste

Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk gezegde =

  • Zegt wat iemand DOET.


  • Drukt een HANDELING uit.

Hij heeft de bakkersopleiding gedaan.
Naamwoordelijk gezegde =

  • Zegt wat iemand IS.


  • Drukt een TOESTAND uit.

Hij is bakker geworden.

Slide 9 - Slide

Wat zijn de koppelwerkwoorden?

Koppelwerkwoorden zijn een vorm van:

zijn

worden

blijven

blijken

lijken schijnen (ZWOBBELS)


Slide 10 - Slide