This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Thema 2, H1 lezen
Slide 1 - Slide
Periode 3
Week 1: gesprekken voeren
Week 2: lezen
Week 3: lezen
Week 4: luisteren
Week 5: voorbereiding toets
Week 6: toets
Week 7: taalverzorging
Week 8: taalverzorging
Week 9: schrijven
Week 10: inhaalweek
Slide 2 - Slide
Vorige hoofdstuk 'lezen'
tekstdoelen: informeren, overtuigen, instrueren
tekstsoorten
globaal lezen
Slide 3 - Slide
Deze les
intensief lezen
indeling van een tekst: inleiding - kern - slot
samenhang: signaalzinnen en signaalwoorden
geconcentreerd lezen
Slide 4 - Slide
Wat betekent 'intensief lezen'?
Slide 5 - Open question
Theorie 1 -Een tekst intensief lezen
Intensief lezen:
Je leest de tekst nauwkeurig om te achterhalen waar de tekst precies over gaat.
Dit doe je bijvoorbeeld als je een studieboek leest, als je informatie leest om een presentatie voor te bereiden of als je vragen moet beantwoorden tijdens het examen.
Slide 6 - Slide
Wat bedoelen we met het middenstuk van een tekst?
Slide 7 - Open question
Theorie 2 -De indeling van een tekst
Een tekst bestaat uit een inleiding, middenstuk en een slot.
De inleiding:
Is het begin van een tekst.
In de inleiding wordt de aanleiding verteld.
In de inleiding kondigt de schrijver het onderwerp aan.
De schrijver probeert de lezer nieuwsgierig te maken naar de rest van de tekst.
Soms geeft de schrijver in de inleiding aanwijzingen voor wat hij in de tekst gaat behandelen.
Slide 8 - Slide
Theorie 2 -De indeling van een tekst
Middenstuk:
Wordt het onderwerp stap voor stap uitgewerkt.
De schrijver bekijkt bijvoorbeeld het onderwerp van verschillende kanten of hij onderbouwt een standpunt met argumenten.
Om ervoor te zorgen dat het middenstuk van de tekst begrijpelijk en overzichtelijk is, deelt de schrijver zijn tekst op in alinea’s en maakt hij soms gebruik van tussenkopjes.
Slot:
In het slot sluit de schrijver de tekst af.
Hij doet dat bijvoorbeeld door een samenvatting van de tekst te geven of een conclusie te trekken.
Hij kan de lezer ook aansporen iets te doen met de informatie uit de tekst.
Slide 9 - Slide
Wat staat er in de inleiding van een tekst?
Slide 10 - Mind map
Wat is de bedoeling van een slot?
A
De tekst afsluiten en een samenvatting geven
B
Nieuwe informatie toelichten
C
Het onderwerp uitdiepen
D
Conclusie trekken
Slide 11 - Quiz
Uit hoeveel alinea's bestaat een tekst minimaal?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 12 - Quiz
Theorie 3- Samenhang
Signaalzinnen en signaalwoorden
Een tekst is niet zomaar een verzameling zinnen en alinea’s.
Een schrijver maakt gebruik van signaalwoorden en signaalzinnen om een tekst duidelijk en samenhangend te maken.
Signaalzinnen: geven een aanwijzing voor wat er in een tekstdeel behandeld gaat worden. Signaalzinnen vind je vaak in de inleiding van een tekst of aan het begin van een alinea.
Signaalwoorden: maken duidelijk wat tekstdelen met elkaar te maken hebben of ze verwijzen naar iets wat eerder in de tekst is genoemd.
Slide 13 - Slide
Tekstverbanden
Wat hebben zinnen of alinea's met elkaar te maken?
Als het verband niet duidelijk is, begrijp je de tekst minder goed.
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Voorbeeld
Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt.
Mijn computer is gecrasht.
Slide 17 - Slide
Maak één zin van deze twee zinnen door een signaalwoord toe te voegen. Je mag de volgorde van de zinnen veranderen en ook woorden verplaatsen.
Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt. Mijn computer is gecrasht.
Slide 18 - Open question
Even oefenen..
als
Door
zodat
bovendien
....die grote helm zag hij niks.
Je kunt die computer wel gebruiken, ... je er maar geen grote bestanden mee downloadt.
De lijm lost op als je het onder een warme kraan houdt, ... je de deksel los kunt wrikken.
Ik was niet geconcentreerd en ... nog moe van de acht rondjes die ik al gelopen had.
Slide 19 - Drag question
signaalwoorden
Slide 20 - Mind map
Theorie 4 – Geconcentreerd lezen
Vele factoren kunnen ervoor zorgen, dat je afgeleid raakt. Als je tijdens het intensief lezen de tekst niet meer begrijpt, kun je verschillende dingen doen:
Herlees de tekst.
Je begint op een punt waar je de tekst nog begreep of je leest het stukje tekst opnieuw.
Lees vooruit.
Je slaat het stukje tekst dat je niet begrijpt over en je leest verder:
Het vervolg van de tekst kan ervoor zorgen dat je het stukje tekst alsnog begrijpt.
Het kan ook zijn dat je ontdekt dat je het stukje tekst niet nodig hebt om de hele tekst te begrijpen.
Lees langzamer.
Als je langzamer leest, dringt de informatie beter tot je door. Ook voorkom je dat je belangrijke informatie mist.