Spelling blok 2, week 1, les 3

Blok 2, week 1, les 3
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Blok 2, week 1, les 3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Doel
Herhalen van:
- Persoonsvorm 
- Onderwerp 
- Leestekens

Slide 3 - Slide

hij riep eens ik ga een intelligente robot ontwikkelen

Slide 4 - Open question

mijn neef frank heeft een opleiding robotica gevolgd

Slide 5 - Open question



Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Slide


Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 7 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"De arts heeft een röntgenfoto van zijn longen gemaakt. "
A
Heeft
B
De arts
C
Heeft gemaakt
D
Een röntgenfoto

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Zou jij zijn wervelkolom willen aanwijzen?"
A
Zou
B
Zijn wervelkolom
C
Willen aanwijzen
D
Zou willen aanwijzen

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Van de fysiotherapeut had hij al oefeningen moeten doen."
A
Had moeten doen
B
Had
C
Moeten
D
Moeten doen

Slide 10 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Door dit gewricht kan hij zijn voet op en neer bewegen"
A
Kan
B
Dit gewricht
C
Kan bewegen
D
Op en neer bewegen

Slide 11 - Quiz



Persoonsvorm in tegenwoordige tijd en onderwerp

Slide 12 - Slide

Vergissen
Bij grote sommen _______ zij zich wel eens.

Slide 13 - Open question

Wat is het onderwerp?
Bij grote sommen vergist zij zich wel eens.

Slide 14 - Open question

Vermenigvuldigen
Jorit _____ de getallen met elkaar.

Slide 15 - Open question

Wat is het onderwerp?
Jorit vermenigvuldigt de getallen met elkaar.

Slide 16 - Open question

Bedenken
Hoe ______ ik een leuk rekenraadsel?

Slide 17 - Open question

Wat is het onderwerp?
Hoe bedenk ik een leuk rekenraadsel?

Slide 18 - Open question

Hebben
Een breuk _____ een teller en een noemer.

Slide 19 - Open question

Wat is het onderwerp?
Een breuk heeft een teller en een noemer.

Slide 20 - Open question

Evaluatie

Slide 21 - Slide

Mee eens


Oneens
Mee eens

Staan
Oneens

Zitten 
Ik kan de persoonsvorm aangeven.

Slide 22 - Slide

Mee eens


Oneens
Mee eens

Staan
Oneens

Zitten
Ik heb een goed gevoel over de les.

Slide 23 - Slide

Mee eens


Oneens
Mee eens

Staan
Oneens

Zitten
Ik vond de les moeilijk.

Slide 24 - Slide