Schrijven H1 + Formuleren H1 NN 1Vc

Welkom 1Vc!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 1Vc!

Slide 1 - Slide

Even opfrissen...

In de vorige schrijfles hebben we:

- een tekst geschreven en beoordeeld



Neem de rubric erbij die is ingevuld bij jouw tekst!



Slide 2 - Slide

Wat ging goed, wat nog niet?

* Welke tip en top kreeg jij? (of geef jij jezelf aan de hand van jouw rubric?)



Slide 3 - Slide

Weet je het nog?
Wat was belangrijk bij begrijpelijk schrijven?

Slide 4 - Slide

Doe mee! Zo schrijf je begrijpelijk:
timer
2:00

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Laat maar zien!
Op de volgende slide staat een e-mail. Welke fouten haal jij eruit? Werk samen in duo's en noteer de verbeteringen.

Slide 7 - Slide

stopwatch
00:00

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

En, hoe schreef je ook alweer een nieuwsbericht?


(psst... check H1 Schrijven, blz. 57!)

Slide 10 - Slide

Hoe maak je een nieuwsbericht overzichtelijk?
timer
2:00

Slide 11 - Open question

timer
2:00
Hoe schrijf je een goede alinea?

Slide 12 - Mind map

In een nieuwsbericht geef je antwoord op de vragen:
A
5H+W
B
3A+B
C
5W+H
D
4W+H

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

 



Slide 15 - Slide

Maar, hoe schrijf je eigenlijk correct?


* verbindingswoorden

* leestekens

* de juiste verwijswoorden


Over dit onderdeel kun je hier nog meer vinden:

theorie Formuleren H1 (blz. 35 e.v.) en H2 (blz. 77 e.v.)

Slide 16 - Slide

Correcte zinnen:

- schrijf je door verbindingswoorden te gebruiken, bijvoorbeeld:

We hebben bijna vakantie, dus we moeten nog even volhouden.

Sjakie gaat in de chocoladefabriek werken, want hij is dol op chocola.




Slide 17 - Slide

Hoe gebruik je leestekens?

* Zet een punt achter elke zin die een mededeling bevat.

* Zet achter een vragende zin een vraagteken.

* Zet een komma tussen twee persoonsvormen.

* Zet voor de volgende verbindingswoorden een komma: doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want, zodat, zodra, etc.

* Zet geen komma voor en.

Slide 18 - Slide

M/V/O?

Woorden zijn mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. Dit heet: woordgeslacht. Je vindt in het woordenboek achter een znw. wat het geslacht is. (Dit zegt niets over 'jongetje' of 'meisje'!)

Regels:

* Naar een mannelijk en vrouwelijk woord verwijs je met: de, deze en die.

* Voor onzijdige woorden gebruik je: het, dit en dat.

Slide 19 - Slide

Aan de slag

Slide 20 - Slide

Wat is correct?
A
Het meisje die daar loopt, is heel slim.
B
Appie is zijn boodschappen kwijt. Dat is jammer.
C
De jongen die daar loopt, is nog slimmer.
D
Dat huis is groot, maar die hier is nog groter.

Slide 21 - Quiz

Maak nu:

 * oefeningen Formuleren H1 en H2 (online)

Je begint met het onderdeel dat jij het moeilijkst vindt.


timer
15:00

Slide 22 - Slide

Tot slot: wat heb je geleerd?

* Je weet weer waar je op let bij het schrijven van een begrijpelijke tekst of een nieuwsbericht.

* Je weet hoe je hoofdletters, leestekens en verbindingswoorden gebruikt

* Je weet hoe je het woordgeslacht van een woord kunt bepalen.

* Je kunt hierbij de juiste verwijswoorden gebruiken.

Slide 23 - Slide

1 Wat was vandaag (als) nieuw voor jou?
2 Met welk onderdeel moet jij nog oefenen?

Slide 24 - Open question

Volgende week:

* huiswerk maandag:

Bestudeer de theorie van Formuleren H1 en H2 en Schrijven H1, H2. Oefen online Formuleren H1 en H2 (kies het onderwerp dat jij het lastigst vindt!)

Maandag in de les: Score-screening,

dinsdag vrij i.v.m. studiemiddag, woensdag voorbereiding schrijftoets (dins 31/10)



Slide 25 - Slide