- Bij een
opsomming Bijvoorbeeld: Hij werd wakker, stond op, ontbeet en ging naar school.
- Tussen twee persoonsvormen in een samenstelde zin (is een zin waarin twee
zinnen aan elkaar zijn 'geplakt')
Bijvoorbeeld: Als je klaar bent, ga je op je stoel zitten.
- Als je iemand aanspreekt
Bijvoorbeeld: Eva, kun je even koken?
- Meestal voor een voegwoord
Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: maar, want, omdat, zodat, terwijl, enzovoort.
MAAR BIJNA NOOIT een komma voor: en en of
- Tussen bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoorbeeld: Zij zat op een groene, leren, oude bank.