1. Welke zinnen zijn samengestelde zinnen? Omcirkel het nummer van de zin.
2. Onderstreep de hoofdwerkwoorden.
3. Omcirkel de hulpwerkwoorden.
4. Welke zinnen staan in de voltooide tijd? Zet een pijltje voor deze zinnen.
5. Onderstreep de voltooid deelwoorden.
6. Check of je de verkleinwoorden goed hebt geschreven.
7. Check of je de samenstellingen goed hebt geschreven.
8. Controleer of je de pv goed hebt gespeld.