F.O.: herhaling , kruisingen en stambomen

Forensisch Onderzoek
De moord op een bewaker door een mummie.....

Groepsopdracht; invullen van het logboek.


1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare school

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Forensisch Onderzoek
De moord op een bewaker door een mummie.....

Groepsopdracht; invullen van het logboek.


Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Ik weet welke verdachten er zijn in deze moordzaak
Ik weet welke verdachte(n) er afvallen na het 
     bloedgroepenonderzoek
Ik weet welke verdachte(n) er afvallen na het haaronderzoek
Ik weet hoe het logboek ingevuld wordt t/m het haaronderzoek

Slide 2 - Slide

Werkboek genetica
Verschillende opdrachten over genetica.

Eigen stamboomonderzoek.


Individuele opdracht

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Leerdoelen (vandaag)
Ik kan een monohybride kruising maken t/m F2 (herhaling)

Ik kan een stamboom analyseren

Ik kan een stamboom van een erfelijke eigenschap van mijn 
        eigen familie maken

Slide 5 - Slide

Even terugpakken....
Wie is er vermoord?
A
een mummie
B
Wilhelmina
C
Willem

Slide 6 - Quiz

Wie zijn de verdachten?

Slide 7 - Open question

Er is bloed gevonden op het lichaam van Willem. Dit bloed van de verdachte klontert samen met antistof anti-A en antistof anti-B.
Welke bloedgroep heeft de verdachte?
A
0
B
A
C
B
D
AB

Slide 8 - Quiz






Vergelijk de gevonden haar lichaam
van Willem.
 Van wie kan deze haar zijn?   (er zijn meer antwoorden mogelijk)

A
Van Rachid
B
Van Sophie
C
Van Martha
D
Van Theo

Slide 9 - Quiz

Tot hoever is het logboek met de groep ingevuld?
A
Nog niets
B
Tot en met onderdeel 1; het slachtoffer en de verdachten.
C
Tot en met onderdeel 2; de bloedgroepen (inclusief tekeningen en conclusie)
D
Tot en met onderdeel 3; de haren (inclusief tekeningen en conclusie)

Slide 10 - Quiz

Monohybride kruisingen
  • Overerving van één eigenschap, waarbij één genenpaar betrokken is
  • Ouders met letter P, nakomelingen F1, hun nakomelingen F2
  • Allelen aangegeven met een enkele gekozen letter

Slide 11 - Slide

Een man en een vrouw hebben allebei een allel voor steil haar (A) en een allel voor krullend haar (a). Ze krijgen samen een kind.

Noteer de allelencombinaties die bij dit kind kunnen voorkomen.

Slide 12 - Open question

Bij cavia's komen genen voor die we aanduiden met R en r. De aanwezigheid van het gen R geeft vlekken op de vacht. Twee cavia's, Snuf en Snuitje, krijgen jongen. Deze jongen hebben de genotypen RR, Rr en rr.
Wat zijn de genotypen van Snuf en Snuitje?
A
RR en Rr
B
RR en rr
C
Rr en Rr
D
Rr en rr

Slide 13 - Quiz

Twee ouders zijn heterozygoot voor de bruine oogkleur. Bruine ogen is dominant over blauwe.
Ze krijgen een eeneiige tweeling Guus en Kees.
Guus heeft blauwe ogen. Hoe groot is de kans dat Kees ook blauwe ogen heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 14 - Quiz


Bij fruitvliegjes komen vliegen voor met normale vleugels en met korte vleugels.
Een vlieg met normale vleugels wordt gekruist met een vlieg met korte vleugels. Alle 80 nakomelingen hebben normale vleugels. Deze worden onderling opnieuw gekruist.

Hoeveel procent van deze nakomelingen is heterozygoot?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 15 - Quiz

Krullend haar (A) is dominant boven sluik haar (a). Wat is de fenotypeverhouding in de F1-fase, bij de kruising: Aa * aa?
A
3 krullend, 1 sluik
B
2 krullend, 2 sluik
C
1 krullend, 3 sluik
D
4 krullend, 0 sluik

Slide 16 - Quiz

Stambomen

Slide 17 - Slide


In de afbeelding is in een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen een vierde kind. 
Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 18 - Quiz


Van de individuen 5 en 6 uit de stamboom is bekend dat ze blauwe ogen hebben. Het allel voor blauwe ogen is recessief ten opzichte van dat voor bruine ogen.
Is met zekerheid te zeggen of 1 van de individuen 1, 2, 3 of 4 blauwe ogen heeft?
Zo ja, welk individu heeft of welke individuen hebben blauwe ogen?kst
A
Nee, dit is niet met zekerheid te zeggen
B
Ja, individu 1 of individu 2
C
Ja, individu 3 of 4
D
Ja, individu 3 en 4

Slide 19 - Quiz


PAH is een aandoening waarbij de bloedvaten in de longen vernauwd zijn. PAH kan verschillende oorzaken hebben. Eén daarvan is een erfelijke afwijking, veroorzaakt door een dominant gen (A). 
In de afbeelding zie je een stamboom van een familie waarin de erfelijke vorm van PAH voorkomt. Wat is het genotype van persoon P? En van persoon Q?

Slide 20 - Open question

Tot hoever ben je al gekomen met je individuele verslag genetica?
A
Ik heb nog niets gedaan
B
Alles af tot kruisingen
C
Alles af tot stambomen
D
Alles af tot en met stambomen

Slide 21 - Quiz

Hoever ben je gekomen met je eigen stamboomonderzoek?
A
Ik heb nog niets gedaan
B
Ongeveer op een kwart
C
Ongeveer op de helft
D
Ongeveer op driekwart of klaar

Slide 22 - Quiz