6.1 Gezonde voeding

H5 & 6 Voeding, vertering en energie



Deze les:
  • Algemene introductie
  • 5.1 Plantaardige en dierlijke voedingsstoffen
  • 6.1 Gezonde voeding
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

H5 & 6 Voeding, vertering en energie



Deze les:
  • Algemene introductie
  • 5.1 Plantaardige en dierlijke voedingsstoffen
  • 6.1 Gezonde voeding

Slide 1 - Slide

H6 Voeding, vertering en gezondheid

Slide 2 - Slide

Wat eet je eigenlijk?
Bladeren
Stengels
Zaden

Slide 3 - Drag question

Waarom ga je dood als je niet eet?
(wat is de functie van voedsel?)

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

H6 Voeding, vertering en gezondheid
Vertering is afbreken van voedsel tot
voedingsstoffen die door het lichaam
kunnen worden opgenomen 

Vervolgens halen cellen dan energie
uit die voedingsstoffen

Slide 6 - Slide

6.1 Leerdoelen
1. Je noemt factoren die van invloed zijn op de energiebehoefte van mensen
2. Je noemt de voedingsstoffen en hun functies
3. Je legt uit waardoor kleinere organismen sneller afkoelen dan grotere organismen
4. Je beschrijft een gezond voedingspatroon en de gevolgen van een ongezond voedingspatroon. 

Slide 7 - Slide

Koolhydraten
  • Enkelvoudige suikers (mono- en disachariden) of meervoudige suikers (polysachariden)
  • Brood, rijst, fruit, snoep
  • C, O en H atomen 
  • Naam eindigt op ‘-ose’

Slide 8 - Slide

Vetten (lipiden)
  • Noten, zaden, olie, vis, boter
  • C, O en H atomen 
  • Hoge energie waarde
  • Sommige zijn goed voor je (onverzadigde vetzuren), andere wat minder... (verzadigde vetzuren)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Eiwitten
  • Peulvruchten, eieren, vlees en andere dierlijke producten
  • C, O, H en N atomen
  • Opgevouwen ketens van aminozuren (polypeptiden)

Slide 11 - Slide

Regelstoffen
Vitaminen zijn organische stoffen (gemaakt door een organisme) 

Mineralen zijn anorganische stoffen

Slide 12 - Slide

Voedingsvezels
  • Niet verteerbare plantaardige moleculen
  • Cellulose (celwanden) 
  • Pectine (tussencelstof) 
  • Versoepelen de ontlasting 

Slide 13 - Slide

Voedingsstoffen
De belangrijkste voedingsstoffen zijn:
  • Koolhydraten
  • Eiwitten
  • Vetten
  • Water
  • Mineralen
  • Vitaminen
  • Voedingsvezels
Wat zijn de functies?
Lees nu de tekst op bladzijde 185 boek!

Slide 14 - Slide

Eiwitten
Koolhydraten
Vetten
Water
Mineralen
Vitamines
Bouwstoffen
Brandstoffen
Reservestoffen
Beschermende stoffen
Waar hoort suiker bij?
Kan onder de huid worden opgeslagen?
Brandstoffen
Bouwstoffen

Slide 15 - Drag question

Welke van de 6 voedingsstoffen geven je energie?
geeft energie
geeft geen energie
vetten
koolhydraten
vitamines
eiwitten
mineralen
water

Slide 16 - Drag question

Functies van voedingsstoffen

Slide 17 - Slide

Evenwichtige voeding

Ruststofwisseling =  hoeveelheid benodigde energie zonder inspanning

Geslacht, leeftijd, persoonlijke omstandigheden, inspanning  

Slide 18 - Slide

Een tekort aan vitaminen
Scheurbuik is een ziekte die veel voorkwam bij scheepslieden, die maanden op zee waren en
geen verse groente en fruit aten.


- Aan welke vitamine zouden zij
een tekort hebben gehad? 
- Wat is de ADH-waarde?

zie BINAS 82A

Slide 19 - Slide

Ziektes
Welvaartsziektes zoals diabetes of hart- en vaataandoeningen ontstaan door te veel eten en te weinig bewegen (Oranje/Rood)

Gebreksziektes zoals bloedarmoede of scheurbuik ontstaan door een eenzijdig voedingspatroon (Blauw/Grijs)

Slide 20 - Slide

Gezonde voeding: wat versta jij onder een gezond menu?

Slide 21 - Open question

Kleine organismen moeten relatief meer eten dan grotere organismen. Waarom?

Slide 22 - Slide

Kleine organismen hebben een grotere huid (oppervlakte) in verhouding tot hun inhoud!
  • Kleine organismen geven veel warmte af aan de omgeving
  • Meer verbranding nodig om warm te blijven
  • Meer voedingsstoffen en zuurstof nodig per gram lichaamsgewicht!

Slide 23 - Slide

Dieren met een kleine oppervlakte maar een grote inhoud koelen                              af. 
Dieren met een groot oppervlakte en een kleine inhoud koelen                        af. 

Op de Noordpool zijn dieren                               dan in de Sahara woestijn. 
Baby's koelen sneller af dan volwassenen omdat hun lichaam                            is. 
 
sneller
langzamer
groter
kleiner

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Video

Aan de slag! (= Huiswerk)
- Lees paragraaf 6.1
- Maak opdr. 3 t/m 5, 9 t/m 11, 14, 15 en 18 t/m 21 


Slide 26 - Slide