Sociale Hygiene

Les 2: sociale hygiëne
9 februari 2024
1 / 53
next
Slide 1: Slide
VoedingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Les 2: sociale hygiëne
9 februari 2024

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Communicatie definitie
Het proces waarbij mensen informatie uitwisselen met elkaar om elkaar te beïnvloeden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Analoog             
Taalgebruik
Stemgebruik
Lichaamstaal
Kleding
Uiterlijk

     Het gaat hier om hoe het gezegd wordt, het voegt toe aan de inhoud van de boodschap.

Digitaal 
Hierbij wordt de boodschap door woordtaal over gebracht door iets of iemand


Slide 6 - Slide

Non-verbaal
Bij non-verbale communicatie breng je een boodschap over zonder woorden.

Slide 7 - Slide

Miscommunicatie
  • Ontstaat door dat de zender en de ontvanger een andere betekenis aan de communicatie geven

  • Digitaal en analoog moet overeenkomen voor een goede communicatie


Slide 8 - Slide

Stelling: de zender van de boodschap is verantwoordelijk voor het resultaat

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Optreden : Ombuigstrategie
  • Geef feedback door begrip te tonen hierdoor haal je de angel uit het probleem!
  • Door het aangeven van argumenten kan de gast wennen aan de nieuwe situatie

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat is sociaal gedrag volgens jou?

Slide 29 - Open question

Wat betekent respect voor jou?

Slide 30 - Open question

We gaan starten met de quiz.

Slide 31 - Slide

Wat betekent sociale hygiëne?
A
Hygiëne is afkomstig van Hygiëna, dit betekent ‘de godin van de gezondheid’. Met sociale hygiëne wordt bedoeld dat mensen vaker moeten controleren of er in de horeca gelegenheid is schoongemaakt.
B
Hygiëne is afkomstig van Hygiëna, dit betekent ‘de godin van de vrijheid’. Met sociale hygiëne wordt bedoeld dat mensen vaker moeten schoonmaken.
C
Hygiëne is afkomstig van Hygiëna, dit betekent ‘de godin van de gezondheid’. Met sociale hygiëne wordt bedoeld dat mensen respect hebben voor elkaars lichamelijke en geestelijke gezondheid.
D
Hygiëne is afkomstig van Hygiëna, dit betekent ‘de godin van de vrijheid’. Met sociale hygiëne wordt bedoeld dat mensen respect hebben voor elkaars lichamelijke en geestelijke gezondheid.

Slide 32 - Quiz

Wat is moreel gedrag?
A
Dat iemand doet waar hij behoefte aan heeft.
B
Iemand die zich gedraagt naar de waarden en fatsoensnormen.
C
Dat je jezelf continue probeert te verbeteren.
D
Iemand die zich gedraagt op basis van wet.

Slide 33 - Quiz

Een voorschrift waarin je aangeeft wat iemand wel of niet mag is een ……
A
Regel.
B
Wet.
C
Verzoek.
D
Vraag

Slide 34 - Quiz

Een klant overtreedt een huisregel. Wat kun je het beste als eerste doen voor je de klant aanspreekt?
A
Aantikken en dan aanspreken.
B
Oog contact maken en dan aanspreken.
C
Een geluid maken, zodat de aandacht van de klant naar jou gericht is en dan aanspreken.
D
Niks mee doen.

Slide 35 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een wettelijke regel?
A
Je mag niet roken op het terras.
B
Je mag geen pet dragen.
C
Je mag geen eigen consumpties nuttigen.
D
Je mag onder de 18 jaar geen alcohol drinken.

Slide 36 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een gebodsregel?
A
Drugs en wapens verboden
B
Legitimatie verplicht
C
Geen eigen consumpties nuttigen.

Slide 37 - Quiz

Met een gebodsregel verlang je bepaald gedrag van je gasten, bijvoorbeeld met een regel als ‘legitimatie verplicht’. Daarnaast kun je met verbodsregels juist bepaald gedrag verbieden, bijvoorbeeld ‘drugs en wapens verboden’ of ‘geen eigen consumpties nuttigen’.

Slide 38 - Slide

De kantine van de voetbalvereniging schenkt na de training een biertje.
Heeft de voetbalvereniging Sociale Hygiëne nodig?
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quiz

n een horecazaak moet altijd een leidinggevende aanwezig zijn met voldoende kennis van sociale hygiëne.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

De avondwinkel verkoopt ook wijn en bier.
Heeft de avondwinkel Sociale Hygiëne nodig?
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quiz

Bij het buurthuis kan je een alcoholvrij biertje kopen.
Heeft het buurthuis Sociale Hygiëne nodig?
A
Ja
B
Nee

Slide 42 - Quiz

Een horecabedrijf wil alcoholhoudende dranken gaan verkopen.
Wie moet of moeten in dit geval in het bezit zijn van een verklaring kennis en inzicht sociale hygiëne?
A
De eigenaar van het horecabedrijf
B
De leidinggevende in het horecabedrijf
C
De vaste medewerkers in het horecabedrijf

Slide 43 - Quiz

Wat hoort er bij "sociale hygiëne"?
Eventueel meerdere antwoorden mogelijk.
A
Onderhoud van toiletten
B
Naleving van de hygiënecode
C
Aanstootgevend gedrag
D
Drankmisbruik

Slide 44 - Quiz

Als gastheer of gastvrouw heb je goede sociale vaardigheden nodig.
Wat zijn sociale vaardigheden?
A
Goed met een dienblad kunnen lopen
B
verstand hebben van producten
C
om kunnen gaan met andere mensen
D
goede hygiene

Slide 45 - Quiz

Norm: Je gooit geen afval uit je auto.

Welke waarde hoort hierbij?
A
Gezondheid
B
Respect voor het milieu
C
Vrijheid van meningsuiting
D
Vrijheid

Slide 46 - Quiz

Norm: Als je iets ergens van vindt, mag je dat gewoon zeggen.

Welke waarde hoort hierbij?
A
Vriendelijkheid
B
Eerlijkheid
C
Vrijheid van meningsuiting
D
Behulpzaamheid

Slide 47 - Quiz

Heeft alcohol invloed op gedrag?
A
Ja
B
Nee

Slide 48 - Quiz

Wat is voor een horecabedrijf een manier om verantwoord alcoholgebruik te bevorderen?
A
door hapjes en nootjes te serveren
B
door happy hours te organiseren
C
door lege glazen gelijk weg te halen

Slide 49 - Quiz

Een dronken man wilt nog een biertje bestellen bij de bar. Mag je deze man nog een biertje geven?
A
Ja
B
Nee

Slide 50 - Quiz

Vanaf welke leeftijd is gokken toegestaan?
A
16 jaar
B
17 jaar
C
18 jaar
D
21 jaar

Slide 51 - Quiz

Een horecaportier is een personele voorziening om de veiligheid te vergroten.
Welke leeftijd moet een horecaportier minimaal hebben?
A
16 jaar
B
17 jaar
C
18 jaar
D
21 jaar

Slide 52 - Quiz

Wanneer is er sprake van een alcoholverslaving?
A
Als je elke vrijdag gezellig met vrienden gaat drinken.
B
Als je elke dag een glas wijn drinkt.
C
Als je na een nacht flink doorhalen (dronken) direct weer een biertje drinkt.
D
Als er lichamelijke of geestelijke afhankelijkheid is.

Slide 53 - Quiz