B7 Transplantaties en bloedtransfusies

1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kan de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij transplantaties en auto-immuunziekten.
  • Je kan de rol van bloedfactoren bij bloedtransfusies en de rol vaan de resusfactor bij zwangerschap beschrijven. 

Slide 2 - Slide

planning
HW bespreken
Uitleg
Filmpjes
Practicum bloedgroepbepalen
Opdrachten maken
Quiz

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Bloedgroepen
Bloedgroep A            heeft Anti - B
Bloedgroep B            heeft Anti - A
Bloedgroep AB         heeft geen antistoffen
Bloedgroep O            heeft Anti - A en anti - B

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Practicum Bloedgroepen bepalen
  • Je werkt in tweetallen
  • Lees de opdracht
  • Voer de instructies uit
  • Bepaal de bloedgroepen van de vier patienten
  • Welke patienten kunnen van elkaar een bloedtransfusie krijgen? 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Let op: Iemand die resusnegatief is maakt pas een antistof tegen resus aan als deze in contact komt met resuspositief bloed

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Opdrachten
Maak de opdrachten 1 t/m 3 in je boek

Slide 17 - Slide

Anja heeft bloedgroep A.

Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?
A
alleen anti-A
B
alleen anti-B
C
alleen anti-A en anti-B

Slide 18 - Quiz

Anja heeft bloedgroep 0+.

Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?
A
alleen anti-resus
B
alleen anti-A en anti-B
C
zowel anti-A, anti-B als anti-resus

Slide 19 - Quiz

Hoe bepaal je de bloedgroep van iemand?
A
Door bloedonderzoek
B
Door erfelijkheid te bepalen
C
Door ziektes op te sporen
D
Door antistoffen en antigenen te testen

Slide 20 - Quiz

Welke letter hoort bij
de bloedgroepbepaling van een
persoon met bloedgroep B?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 21 - Quiz

Welke letter hoort bij
de bloedgroepbepaling van een
persoon met bloedgroep 0?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 22 - Quiz

Waarom is het belangrijk om een bloedgroep te bepalen?
A
Voor bloedonderzoek
B
Voor bloedtransfusie
C
Om ziektes op te sporen
D
Om erfelijkheid te bepalen

Slide 23 - Quiz

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 24 - Quiz

Wat is de bloedgroep van iemand met A-antigeen en B-antigeen?
A
B
B
A
C
O
D
AB

Slide 25 - Quiz

Resus positief hebben:
A
WEL antigenen resus
B
GEEN antigenen resus

Slide 26 - Quiz

Is de stelling juist of onjuist?

Iemand met resus positief bloed kan bloed ontvangen van iemand met resus negatief bloed.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

Soms heeft een kind in de baarmoeder een ander resusfactor dan de moeder. Dit kan gevaar opleveren voor het kind.
Is de moeder in dit geval resuspositief of resusnegatief? en het kind?
A
Beide resusnegatief.
B
De moeder is resusnegatief en het kind resuspositief.
C
Beide zijn resuspositief.
D
De moeder is resuspositief en het kind resusnegatief.

Slide 28 - Quiz

Een resusbaby ontstaat als de moeder resusnegatief is en na een besmetting (bv. bij een eerdere bevalling) resusantistoffen heeft gemaakt. Deze antistoffen komen in het bloed van een volgend kind dat resuspositief is. De antistoffen breken het bloed van het kind af.

Op welke manier kan antistofvorming door de moeder, direct na de geboorte, worden tegen gegaan?
A
De moeder voor de geboorte vaccineren met een resusantigeen.
B
De moeder direct na de geboorte inspuiten met antistoffen.
C
De moeder tijdens de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
D
De moeder voor de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.

Slide 29 - Quiz

Iemand die resuspositief is kan bloed doneren aan iemand die resusnegatief is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz