Afweer les 4

Herhaling 12.1 t/m 12.3
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling 12.1 t/m 12.3

Slide 1 - Slide

De huid beschermt tegen sterke oververhitting door...
A
zweet te produceren
B
bloedvaatjes in de huid te verwijden
C
bloedvaatjes in de huid te vernauwen
D
pigment te maken

Slide 2 - Quiz

wat is fagocyteren
A
opvreten van ziektekiemen door witte bloedcellen
B
de specifieke afweer van T cellen
C
de specifieke afweer van B cellen
D
verhoogde bloedingsneiging

Slide 3 - Quiz

Specifieke afweer is afweer ....
A
.. door de huid
B
... door fagocytose
C
.. door koorts
D
... door antistoffen

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Juist
Onjuist
Het griepvirus leidt niet tot de vorming van geheugencellen, omdat je ieder jaar wel de griep kunt krijgen.
Macrofagen hebben niets te maken met antistoffen, en zijn alleen belangrijk in de algemene afweer.
Ook zonder Tc cellen kan je een virusinfectie bestrijden, omdat antistoffen ook virussen aanvallen

Slide 9 - Drag question

Griep (en Covid19)
Het griepvirus verandert continu dus je maakt wel geheugencellen voor de oude maar deze reageren niet op de nieuwe variant.

Slide 10 - Slide

Hoe 'weet' een fagocyt dat een cel lichaamsvreemd is?

Slide 11 - Open question

Bloedgroepen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Anja heeft bloedgroep O, welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?
A
alleen anti B
B
alleen anti-A
C
anti B en anti A
D
geen antistoffen

Slide 17 - Quiz


Een vrouw heeft resusnegatief bloed. Indien zij al in verwachting is van een kind met resuspositief bloed, bestaat er een kans op een resuskindje.
Enkele maanden voor de geboorte kun je deze kans onderzoeken. Je moet dan bloed van (1) onderzoeken op de aanwezigheid van (2).

A
1 = bloed kind 2 = antigenen
B
1 = bloed moeder 2 = antigenen
C
1 = bloed kind 2 = antistoffen
D
1 = bloed moeder 2 = antistoffen

Slide 18 - Quiz

Is de stelling juist of onjuist?

Resus negatief bloed bevat altijd antistoffen voor het resus antigeen.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Welke letter hoort bij
de bloedgroepbepaling van een
persoon met bloedgroep 0?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 20 - Quiz

Karel wil zijn bloedgroep weten. Bij een bloedgroepentest is er alleen klontering bij anti-B.
En niet bij resusantistof. Wat is Karel zijn bloedgroep?
A
B+
B
B-
C
A+
D
A-

Slide 21 - Quiz