This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Leg klaar
Leesboek
Leerwerkboek deel A
Schrift / pen
Les 1
Slide 1 - Slide
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Lesdoel
Aan het einde van de les heb je
een deel van de theorie van lezen opgehaald.
Slide 3 - Slide
1.3 lezen pagina 22
Wat weet je nog?
Slide 4 - Slide
Opdracht 1b
Geef antwoord op de 25 vragen.
Je mag overleggen in duo's.
Na 3 minuten klassikaal vragen via rad.
timer
3:00
Slide 5 - Slide
Antwoorden op vraag 1b
Slide 6 - Slide
Artikel = uiteenzetting (p. 23)
Kenmerken artikel
Slide 7 - Slide
Vergelijking schrijven
Je houdt een bepaalde structuur / opbouw aan.
Nieuwsbericht:
Lead wie, wat, waar, wanneer
waarom
hoe
Slide 8 - Slide
Verklaringsstructuur
Inleiding: Welk verschijnsel wordt behandeld?
Kern: Wat zijn redenen/oorzaken/verklaringen?
Slot: Welke verklaring is het belangrijkst / meest waarschijnlijk?
Slide 9 - Slide
Voor- en nadelenstructuur
Inleiding: Wat wordt beoordeeld?
Kern: Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen?
Slot: Wat is de conclusie?
Slide 10 - Slide
Probleem-oplossingsstructuur
- Inleiding: Wat is het probleem?
- Kern: Wat zijn de oorzaken? Wat zijn de gevolgen?
- Slot: Welke oplossing(en) noemt de tekst?
Slide 11 - Slide
Geen structuur
- Wat is het onderwerp?
- Wat zijn de deelonderwerpen en wat wordt erover gezegd?
Slide 12 - Slide
Onderwerp (p. 25)
De titel geeft vaak een aanwijzing over het onderwerp.
In kranten of tijdschriften: vaak een ondertitel of boventitel
Het onderwerp vind je vaak in de titel
en in de eerste alinea. Dit geef je
weer in steekwoorden.
Slide 13 - Slide
Hoofdgedachte (p. 25)
Het belangrijkste wat de schrijver zegt. Zoek deze in inleiding en/of slot van de tekst. De hoofdgedachte geeft meestal in één of twee zinnen kort weer waar de tekst over gaat.
Slide 14 - Slide
Aan de slag 1.3
Werk in je leerwerkboek en schrift.
Kijk steeds zelf na. Verbeter met een andere kleur.
Opdrachten: 2, 4, markeer alle signaalwoorden in tekst 1,
Tekstdoel is altijd een werkwoord. De schrijver wil je...
tekstdoel
uitleg
tekstsoort
vorm
informeren
de lezer informatie geven
informerende tekst
verslag
overtuigen
de lezer overtuigen (mening)
betogende tekst
boekbespreking
activeren
de lezer iets laten doen
activerende tekst
advertentie
amuseren
de lezer vermaken
amuserende tekst
stripboek
Slide 23 - Slide
Verschillen
onderwerp
hoofdgedachte
vinden met verkennend lezen
vinden met nauwkeurig lezen
titel / inleiding
inleiding en/of slot
een woord of paar woorden
een hele zin
let op: geen vraagzin!
waar de tekst over gaat
wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen
Slide 24 - Slide
Opbouw alinea: kernzin p. 27/28
De opwarming van de aarde heeft ten eerste een slechte invloed op de natuur. Dier- en plantensoorten sterven bijvoorbeeld uit. Bovendien is het ook slecht voor de gezondheid van de mens, nu de lucht steeds smeriger wordt. Daarom vind ik dat de overheid snel actie moet ondernemen om opwarming tegen te gaan.
Slide 25 - Slide
Tekstopbouw: inleiding (p. 29)
- aandacht trekken
- het onderwerp benoemen of omschrijven
- de aanleiding noemen
- de centrale vraag stellen
- een mening geven
- een samenvatting geven
- persoon/personen introduceren
Slide 26 - Slide
Tekstopbouw: slot (p. 29)
- conclusie of samenvatting
- advies of waarschuwing
- toekomstverwachting
Overzicht signaalwoorden op pagina 232.
Slide 27 - Slide
Tekstverbanden (p. 31)
Slide 28 - Slide
Oorzaak en gevolg
geeft aan wat er gebeurde en wat het gevolg was
Doordat mijn zus veel te lang onder de douche stond,
waren we te laat in het restaurant.
Oorzaak:
Gevolg:
Slide 29 - Slide
Oorzaak en gevolg
geeft aan wat er gebeurde en wat het gevolg was
Doordat mijn zus veel te lang onder de douche stond,
waren we te laat in het restaurant.
Oorzaak: Mijn zus stond te lang onder de douche.
Gevolg: We waren te laat in het restaurant.
Slide 30 - Slide
Middel en doel
geeft aan wat nodig is om het doel te behalen
Om de eindronde te bereiken, zullen we de komende twee wedstrijden echt moeten winnen.
Middel:
Doel:
Slide 31 - Slide
Middel en doel
geeft aan wat nodig is om het doel te behalen
Om de eindronde te bereiken, zullen we de komende twee wedstrijden echt moeten winnen.
Middel: komende twee wedstrijden winnen
Doel: de eindronde bereiken
Slide 32 - Slide
Aan de slag 1.3
Werk in je leerwerkboek en schrift.
Kijk steeds zelf na. Verbeter met een andere kleur.
Opdrachten: weektaak af?
Deze week werken we aan: 8, 9, 11, 13, 15, 16, 17 en 18.
Markeer van tekst 2 weer alle signaalwoorden.
Slide 33 - Slide
Je kent/herkent/kunt benoemen:
een artikel/uiteenzetting is
opbouw van alinea's
functies inleiding en slot
soorten tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 34 - Slide
Over welk punt wil je meer uitleg?
Slide 35 - Mind map
Leg klaar
Leesboek
Leerwerkboek deel A
Schrift / pen
Les 3
Slide 36 - Slide
timer
10:00
Slide 37 - Slide
Planning
Tekst 1 bespreken
Geef je keuze van je leesboek door
Verder met weektaak
Slide 38 - Slide
Welke signaalwoorden voor middel/doel staan in alinea 1?
Slide 39 - Open question
Welk synoniem kun je bedenken voor 'evenwel' in regel 4?
Slide 40 - Open question
Welke signaalwoord voor een samenvatting heb je gevonden?
Slide 41 - Open question
Zeg in eigen woorden regel 37: De ondezoekers ... waterconsumptie.
Slide 42 - Open question
Zeg in eigen woorden regel 46: Met dit ... onderuitgehaald.
Slide 43 - Open question
Aan de slag 1.3
Werk in je leerwerkboek en schrift.
Kijk steeds zelf na. Verbeter met een andere kleur.
Opdrachten: 2, 4, 5, 6, 7 markeer signaalwoorden tekst 1.
Deze week werken we aan: 8, 9, 11, 13, 15, 16, 17 en 18.