Taaltoets, les 2 - leestekens en aaneenschrijven

Vandaag - 3H/V 
  1. Lezen (15 min)
  2. Huiswerkopdracht basisstof
  3. uitleg leestekens
  4.  Aan de slag
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 65 min

Items in this lesson

Vandaag - 3H/V 
  1. Lezen (15 min)
  2. Huiswerkopdracht basisstof
  3. uitleg leestekens
  4.  Aan de slag

Slide 1 - Slide

Lekker lezen!

Slide 2 - Slide

Waarom interpunctie?
  • Bij een tekst zonder interpunctie is de kans aanwezig dat er verwarring ontstaat;
  • Het zorgt ervoor dat mensen de tekst lezen zoals jij het bedoelt.


Hij zat op haar schoot en rustte uit.
Hij zat op haar, schoot en rustte uit.

Slide 3 - Slide

Een leesteken is een teken voor het lezen.

. = zin is afgelopen
? = zin is een vraag
! = zin met nadruk lezen
, = pauze
H = begin van de zin óf naam
Jan, dit boek is leuk.
Vind jij dat ook, Marie?
Zeker!

Slide 4 - Slide

: dubbele punt :
  • Na een dubbele punt: kleine letter
  • Behalve: citaat / naam 
Als aankondiging van een opsomming
Dit ga je doen:
1. Je opent de colafles.
2. Je voegt de mentos toe. 
Als aankondiging van een uitleg of een voorbeeld.
Je kunt kiezen: je werkt in een groepje van drie of je werkt alleen.
Als aankondiging van een citaat (iets wat iets of iemand zegt).
Carola: ‘Laat mij maar alleen werken, daar houd ik van.’

Slide 5 - Slide

' aanhalingstekens '
Bij een direct citaat
'Gebeurt er nog wat leuks hier?' vroeg mijn vriendin bij de deur.
'Ik wil graag samenwerken,' zei Luuk. 'Maar dan wil ik wel mijn eigen groepje kiezen.'
Als je een letterlijk stukje uit een tekst overneemt
De Volkskrant berichtte: 'Extreem weer is voor de helft het gevolg van de opwarming van de aarde.'
Als je een woord of zin bijzondere aandacht wilt geven
Hoe spel je 'algoritme'? 

Slide 6 - Slide

; puntkomma ;
  • Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook.

a. Iedereen is welkom op mijn verjaardag; ik hoop echter dat m'n neef Peter wegblijft.
a. Iedereen is welkom op mijn verjaardag. Ik hoop echter dat m'n neef Peter wegblijft.

b. Het vierde jaar ligt achter ons; 2007 is geschiedenis. 


Slide 7 - Slide

Hoofdletters

Slide 8 - Slide

Hoofdletters

Slide 9 - Slide

Huiswerk
 Huiswerk voor morgen: 

§1.9 Spelling
Opdracht 1, 6 
§3.9 Spelling
Opdracht 7,8

In Teams staat het document 'Werkwoordspelling2'. Maak de twee opdrachten. 

Slide 10 - Slide

Welke schrijfwijze is juist?

Let op de leestekens.
A
De Volkskrant berichtte: extreem weer is voor de helft het gevolg van de opwarming van de aarde.
B
De Volkskrant berichtte: 'Extreem weer is voor de helft het gevolg van de opwarming van de aarde'.
C
De Volkskrant berichtte: 'Extreem weer is voor de helft het gevolg van de opwarming van de aarde.'
D
De Volkskrant berichtte, 'Extreem weer is voor de helft het gevolg van de opwarming van de aarde'.

Slide 11 - Quiz

Welke schrijfwijze is juist?

Let op de leestekens.
A
Wat betekent de uitdrukking 'baat het niet dan schaadt het niet'?
B
Wat betekent de uitdrukking: baat het niet dan schaadt het niet?
C
Wat betekent de uitdrukking: 'Baat het niet, dan schaadt het niet?'

Slide 12 - Quiz

Welke schrijfwijze is juist?

Let op de leestekens.
A
De woordvoerder van de gemeente zei: Duurzaamheid heeft de toekomst!
B
De woordvoerder van de gemeente zei: 'Duurzaamheid heeft de toekomst!'

Slide 13 - Quiz

Welke schrijfwijze is juist?

Let op de leestekens.
A
Je kunt kiezen: je doet mee of je krijgt ruzie.
B
Je kunt kiezen, je doet mee of je krijgt ruzie.

Slide 14 - Quiz

Welke schrijfwijze is juist?

Let op de leestekens.
A
De training begint altijd zo: inlopen, rekken en wat sprintjes.
B
De training begint altijd zo: inlopen, rekken, en wat sprintjes.

Slide 15 - Quiz

Welke schrijfwijze is juist?

Let op de leestekens.
A
Die grote groene sjaal is kwijt!
B
Die grote, groene sjaal is kwijt!

Slide 16 - Quiz

Welke schrijfwijze is juist?

Let op de leestekens.
A
Als je dat weggooit is dat slecht voor het milieu.
B
Als je dat weggooit, is dat slecht voor het milieu.

Slide 17 - Quiz

Aaneenschrijven van samenstellingen

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Er (hier, daar, waar) + voorzetsel
  • ernaar, daardoor, hierlangs: in principe aan elkaar 
  • maar: los schrijven als vz deel is van een splitsbaar werkwoord, bijv: 
  • voorlezen => wie leest er voor
  • en ook: los schrijven als het vz bij een ander zinsdeel hoort, bijv:
  • Hij zat achter in de auto. ('in' hoort bij 'in de auto')
  • Hij zat achterin. ('in' hoort niet bij een ander zinsdeel)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Samenstellingen met tussen-n en tussen-s
  • Tussen-s als je 'm hoort:  'dorpsplein'  dus ook 'dorpsstraat'
  • Tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zn is met meervoud op -en: fietsenrek, boekenkast
  • Geen tussen-n: 
  • als het eerste woord geen meervoud heeft: tarwegras, gerstebier
  • als het eerste woord een mv heeft op -s of op -en én s: gedachte => gedachtes of gedachten => dus: gedachtesprong ziekte=> ziekten of ziektes => dus: ziektekiem

Slide 22 - Slide

Samenstellingen met tussen-n en tussen-s (2)

  • Geen tussen-n: 
  • als het eerste woord een bijv.nw is met versterkende functie: beregezellig, boordevol
  • als het eerste deel géén zelfst.nw is: spinnewiel, blindedarm
  • als het iets unieks betreft: zonnestraal (we zien maar één zon)
  • als het een 'versteende samenstelling' is (een samenstelling waarin we de betekenis van de losse onderdelen niet meer herkennen): bakkebaard, bolleboos, dageraad

Slide 23 - Slide

Zelfstandig werken

  1. Talent: opdracht 3 en 8 van paragraaf 5.9
  2. Werkwoordspelling: www.cambiumned.nl/werkwoordspelling
  3. Oefenen met aan elkaar of los:  https://www.onlineexambuilder.com/nl/doe-de-er-hier-daar-waar-voorzetsel-s-test-tien-vragen/exam-291068?PHPSESSID=new 
  4. oefenen met samenstellingen: https://www.onlineexambuilder.com/nl/doe-de-meerledigesamenstellingtest-tien-vragen/exam-535216?PHPSESSID=new
  5. oefenen met leestekens: Talent online paragraaf 1.9 opdracht 1 t/m 6 uit de Test jezelf

Volgende les: Oefentoets en laatste vragen stellen!

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide