Vat kort voor jezelf samen wat er in deze drie hoofdstukken gebeurd is.
Denk aan belangrijke personages (beschrijf innerlijk en uiterlijk), plekken en gebeurtenissen.
Slide 3 - Slide
Aaneenschrijven van samenstellingen
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Aaneenschrijven of niet?
A
spoorweg overgang
B
spoorwegovergang
Slide 6 - Quiz
Los of aaneenschrijven? Tweedehands + fietsen + winkel
A
tweedehands fietsenwinkel
B
tweedehandsfietsenwinkel
C
tweedehands fietsen winkel
Slide 7 - Quiz
Los of aaneenschrijven? Stille + Oceaan + gebied
A
Stille Oceaangebied
B
Stille-Oceaan gebied
C
Stille-Oceaangebied
Slide 8 - Quiz
Er (hier, daar, waar) + voorzetsel
ernaar, daardoor, hierlangs: -->in principe aan elkaar
MAAR: los schrijven als voorzetsel (denk aan de 'kast') deel is van een splitsbaar werkwoord, bijv:
voorlezen => wie leest er voor?
EN OOK: los schrijven als het voorzetsel bij een ander zinsdeel hoort, bijv:
Hij zat achter in de auto. ('in' hoort bij 'in de auto')
Hij zat achterin. ('in' hoort niet bij een ander zinsdeel)
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Leg het boek maar (boven + op)
A
bovenop
B
boven op
Slide 11 - Quiz
Spring maar (achter + op) de fiets.
A
achterop
B
achter op
Slide 12 - Quiz
Ik denk (hier + over + na).
A
hierover na
B
hieroverna
C
hier overna
Slide 13 - Quiz
Leg het boek maar (boven + op) de stapel.
A
bovenop
B
boven op
Slide 14 - Quiz
Ik loop (er + achter + aan).
A
erachter aan
B
erachteraan
C
er achteraan
Slide 15 - Quiz
Samenstellingen met tussen-n en tussen-s
Tussen-s als je 'm hoort: 'dorpsplein' dus ook 'dorpsstraat'
Tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zn is met meervoud op -en: fietsenrek, boekenkast
Geen tussen-n:
als het eerste woord geen meervoud heeft: tarwegras, gerstebier
als het eerste woord een mv heeft op -s of op -en én s: gedachte => gedachtes of gedachten => dus: gedachtesprong ziekte=> ziekten of ziektes => dus: ziektekiem
Slide 16 - Slide
Samenstellingen met tussen-n en tussen-s (2)
Geen tussen-n:
als het eerste woord een bijv.nw is met versterkende functie: beregezellig, boordevol
als het eerste deel géén zelfst.nw is: spinnewiel, blindedarm
als het iets unieks betreft: zonnestraal (we zien maar één zon)
als het een 'versteende samenstelling' is (een samenstelling waarin we de betekenis van de losse onderdelen niet meer herkennen): bakkebaard, bolleboos, dageraad
Slide 17 - Slide
omgang + regeling
A
omgangregeling
B
omgangsregeling
Slide 18 - Quiz
beroep + speler
A
beroepspeler
B
beroepsspeler
Slide 19 - Quiz
protest + stem
A
proteststem
B
protestsstem
Slide 20 - Quiz
tarwe + brood
A
tarwebrood
B
tarwenbrood
Slide 21 - Quiz
Aap + rots
A
apenrots
B
aperots
Slide 22 - Quiz
Aap + trots
A
apetrots
B
apentrots
Slide 23 - Quiz
Zelfstandig werken
Talent online: opdracht 3 t/m 8 en 10 van paragraaf 5.9
Oefenen met samenstellingen: https://www.onlineexambuilder.com/nl/doe-de-meerledigesamenstellingtest-tien-vragen/exam-535216?PHPSESSID=new
Maak daarna opdracht 3, 5 en 8 van spelling 1.9 via Talent Online
Oefen verder met werkwoordspelling via Versterk Jezelf.