16 jan 24 P3 schrijfvaardigheid en taaltoets

T G 3 D
16 jan.
Welkom!
wisbordje






1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

T G 3 D
16 jan.
Welkom!
wisbordje






Slide 1 - Slide

Leerdoel deze week

  • Gezamenlijk boek (in groepjes) lezen
  • Taal: aaneenschrijven en onderschikking/nevenschikking

=> Taaltoets eind januari: werkwoordspelling, leestekens, samenstellingen
=> TEA 3: toets schrijfvaardigheid


     

    Slide 2 - Slide

    Huiswerk
    1. Extra oefenen werkwoordspelling als je dat nodig hebt: zie LessonUples: Stappenplan werkwoordspelling en "Versterk jezelf" in Talent en/of Cambium. Hetzelfde geldt voor de leestekens. 

    2. Leesboek: lezen t/m pag. 50

    3. Voorbereiden: aaneenschrijven (5.9, voornaamwoordelijk bijwoord, samenstellingen): zie ook uitleg LessonUp 21-23 nov. 

    Slide 3 - Slide

    Aaneenschrijven van samenstellingen

    Slide 4 - Slide

    Slide 5 - Video

    Er (hier, daar, waar) + voorzetsel
    • ernaar, daardoor, hierlangs: in principe aan elkaar 
    • maar: los schrijven als vz deel is van een splitsbaar werkwoord, bijv: 
    • voorlezen => wie leest er voor
    • en ook: los schrijven als het vz bij een ander zinsdeel hoort, bijv:
    • Hij zat achter in de auto. ('in' hoort bij 'in de auto')
    • Hij zat achterin. ('in' hoort niet bij een ander zinsdeel)

    Slide 6 - Slide

    Slide 7 - Slide

    Samenstellingen met tussen-n en tussen-s
    • Tussen-s als je 'm hoort:  'dorpsplein'  dus ook 'dorpsstraat'
    • Tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zn is met meervoud op -en: fietsenrek, boekenkast
    • Geen tussen-n: 
    • als het eerste woord geen meervoud heeft: tarwegras, gerstebier
    • als het eerste woord een mv heeft op -s of op -en én s: gedachte => gedachtes of gedachten => dus: gedachtesprong ziekte=> ziekten of ziektes => dus: ziektekiem

    Slide 8 - Slide

    Samenstellingen met tussen-n en tussen-s (2)

    • Geen tussen-n: 
    • als het eerste woord een bijv.nw is met versterkende functie: beregezellig, boordevol
    • als het eerste deel géén zelfst.nw is: spinnewiel, blindedarm
    • als het iets unieks betreft: zonnestraal (we zien maar één zon)
    • als het een 'versteende samenstelling' is (een samenstelling waarin we de betekenis van de losse onderdelen niet meer herkennen): bakkebaard, bolleboos, dageraad

    Slide 9 - Slide

    Slide 10 - Slide

    Wisbordje!

    Slide 11 - Slide

    Zelfstandig werken

    1. Opdracht 3 en 8 van paragraaf 5.9
    2. Opdracht 5: https://www.onlineexambuilder.com/nl/doe-de-er-hier-daar-waar-voorzetsel-s-test-tien-vragen/exam-291068?PHPSESSID=new
    3. lezen in je leesboek
    4. extra oefenen met samenstellingen: https://www.onlineexambuilder.com/nl/doe-de-meerledigesamenstellingtest-tien-vragen/exam-535216?PHPSESSID=new

    Slide 12 - Slide

    Wat heb je geleerd?

    Slide 13 - Slide

    T G 3 D
    18 jan.
    Welkom!







    Slide 14 - Slide

    Leerdoel deze week

    • Gezamenlijk boek (in groepjes) lezen
    • Taal: aaneenschrijven en onderschikking/nevenschikking

    => Taaltoets volgende week woensdag: wwspelling, leestekens, samenstellingen, gramm (hoofd-/bijzinnen, etc.)

    => TEA 3: toets schrijfvaardigheid


       

      Slide 15 - Slide

      Onder- en nevenschikking
      1. Hoort bij samengestelde zinnen
      2. Leidt het voegwoord een bijzin in? Dan is deze zin ondergeschikt (aan de hoofdzin)
      3. Leidt het voegwoord een hoofdzin in? Dan is deze zin nevengeschikt (aan de andere zin)
      4. Voorbeeld 1: De arts kwam te laat, omdat hij file had. 
      5. De arts kwam te laat (HZ), omdat (VW) hij file had (BZ). 
      6. omdat (VW) hij file had (BZ) = ondergeschikt

      Slide 16 - Slide

      Onder- en nevenschikking (2)

      1. Voorbeeld 2: De arts kwam te laat, want hij had file en er lag sneeuw op de weg. 
      2. De arts kwam te laat (HZ), want (VW) hij had file (HZ) en er lag sneeuw op de weg (HZ). 
      3. want (VW) hij had file (HZ) en er lag sneeuw op de weg (HZ) = nevengeschikt aan de hoofdzin. 
      4. Let op: twee bijzinnen zijn onderling nevengeschikt, maar beide ondergeschikt aan de hoofdzin. 


      Slide 17 - Slide

      Onder- en nevenschikking
      1. Schrijf in je schrift een samengestelde zin met minimaal drie persoonsvormen
      2. Bepaal van elk deel of het een hoofdzin of bijzin is
      3. Onderstreep de voegwoorden
      4. Bepaal of de zinnen onder- of nevengeschikt zijn. 

      Slide 18 - Slide

      Dictee 

      Slide 19 - Slide

      Mindmap

      Slide 20 - Slide

      Literaire mindmap 
      • op A3-papier, geschreven en evt. erbij getekend
      • overzichtelijk geheel waarover je boek gaat aan de hand van geleerde literaire begrippen
      • rechts: personages, tijd, ruimte, perspectief, plot
      • links: stijl, motieven (leidmotieven/symbolen en abstracte motieven), thema/hoofdgedachte
      • vertakt: chronologie, open plekken, hamvraag, etc.

      Slide 21 - Slide

      Stijl

      Slide 22 - Slide

      Zelfstandig werken
      • oefenen voor taaltoets (let op: di. 23: oefentoets)
      • Thije, Karlijn, Jenna, Imran, Tom, Maaik, Christy: ww.spellingtoets in LessonUp
      • lezen in leesboek (let op: di. 23 minimaal tot pagina 120)
      • boek uit? Mindmap maken op A3, zie document op Teams/Lesmateriaal/P3/Literaire mindmap

      Slide 23 - Slide