A31 - Donnerstag, den 10.2.2022

Deutschunterricht
Donnerstag, den 10.2.2022
1 / 26
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Deutschunterricht
Donnerstag, den 10.2.2022

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

  • Ik kan een interview rond het thema duurzaamheid begrijpen. 
  • Ik kan de hoofdlijn van een artikel begrijpen.
  • Ik leer de voorzetsels met de 3e OF de 4e naamval kennen.

Slide 2 - Slide

Lesdoel

  • Aufgabe 3 - hören - Seite 93

  • Lees de vragen van Aufgabe3 door.
  • Het fragment is in delen geknipt; ieder deel hoort bij een vraag. 
  • Beantwoord de vragen in je boek.

Slide 3 - Slide

Aufgabe 3 - Seite 93

1. B
2. B
3. B
4. B
5. A
6. B

Slide 4 - Slide

Aufgabe 4 - Seite 94

1. A
2. C
3. B
4. A
5. B
6. A
Deze opdracht hebben jullie aan mij gestuurd, maar is nog niet nagekeken. 

Slide 5 - Slide

Lesdoel

  • Ik ken de 1e, 3e en 4e naamval en herken de vaste voorzetsels van de 3e en 4e naamval.

  • Hoe zit het ook alweer?

Slide 6 - Slide

Schrijf zo veel mogelijk voorzetsels op die bij de 3e naamval horen.

Slide 7 - Mind map

Schrijf zo veel mogelijk voorzetsels op die bij de 4e naamval horen.

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

1.

Slide 11 - Open question

2.

Slide 12 - Open question

3.

Slide 13 - Open question

Lesdoel

  • Ik leer de voorzetsels met 3e OF 4e naamval kennen. 

  • Wat is de betekenis van deze voorzetsels?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Sleepvraag

  • Wat is de betekenis van de voorzetsels met de 3e OF 4e naamval?

Slide 16 - Slide

in
an
auf
neben
über
unter
hinter
vor
zwischen
in, naar
tussen
over, boven
aan, op, bij, naar
op
voor
naast
achter
onder

Slide 17 - Drag question

Aufgabe 7 - Seite 57

1. Das Kind spielt auf dem Spielplatz.
- voorzetstel: ___ 
- waar / wanneer / waarheen speelt het kind?
- 3e of 4e naamval

Slide 18 - Slide

Aufgabe 7 - Seite 57

2. Ich stelle das Fahrrad hinter dem Haus.
- voorzetstel: ___
- waar / wanneer / waarheen zet ik de fiets?
- 3e of 4e naamval

Slide 19 - Slide

Aufgabe 7 - Seite 57

3. Sein Fahrrad steht vor dem Haus. 
- voorzetstel: ___
- waar / wanneer / waarheen staat zijn fiets?
- 3e of 4e naamval

Maak zin 4 t/m 6

Slide 20 - Slide

Aufgabe 7 - Seite 57

4. in, wann?, 3e naamval
5. in, wohin?, 4e naamval
6. an, wann?, 3e naamval

Slide 21 - Slide

1. Das Buch liegt auf d___ Tisch (m).

A
der
B
den
C
dem

Slide 22 - Quiz

2.

A

Slide 23 - Quiz

3.

A

Slide 24 - Quiz

Tot zover de voorzetsels...

Slide 25 - Slide

Leesvaardigheid
TL-examen 2017

  • Open Google Forms (via Teams)
  • Lees tekst 6, 7, 8 
  • Maak vraag 14 t/m 21

Slide 26 - Slide