Quizvragen H1

Quizvragen Hoofdstuk 1
1 / 32
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Quizvragen Hoofdstuk 1

Slide 1 - Slide

Hoe heet de tabel waar alle elementen in staan
A
elementen tabel
B
atoomsysteem
C
periodieksysteem
D
elementensysteem

Slide 2 - Quiz

Alle elementen hebben een symbool.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

De elementen in het periodiek systeem noemen we ook wel atomen
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Welke van de volgende elementen komen altijd met zijn tweeën voor?
A
waterstof
B
fluor
C
fosfor
D
chloor

Slide 5 - Quiz

Waaruit kunnen zuivere stoffen bestaan?
A
elementen
B
verbindingen
C
elementen of verbindingen
D
geen van deze groepen

Slide 6 - Quiz

Verbindingen zijn allemaal ontleedbaar
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Uit hoeveel atomen bestaat een Dopamine molecuul?
A
4
B
21
C
22

Slide 8 - Quiz

Welke figuur hoort bij een
water-in-olie emulsie
A
B

Slide 9 - Quiz

Thee zetten:
Welke scheidingsmethoden zijn dit?
A
Indampen-filtreren
B
Droogkoken-extraheren
C
Destilleren-adsorberen
D
Extraheren-filtreren

Slide 10 - Quiz

Welke Scheidingsmethoden kun je NIET gebruiken bij een oplossing?
A
Destilleren
B
Filtreren
C
Indampen
D
Deze kun je allen niet gebruiken

Slide 11 - Quiz

Waarop berust de Scheidingsmethoden extraheren?
A
Verschil in dichtheid
B
Verschil in kookpunt
C
Verschil in deeltjes grootte
D
Geen van deze antwoorden is juist

Slide 12 - Quiz

Waarop berust de Scheidingsmethoden filtreren?
A
Verschil in dichtheid
B
Verschil in kookpunt
C
Verschil in deeltjes grootte
D
Geen van deze antwoorden is juist

Slide 13 - Quiz

Waarop berust de Scheidingsmethoden indampen?
A
Verschil in dichtheid
B
Verschil in kookpunt
C
Verschil in deeltjes grootte
D
Geen van deze antwoorden is juist

Slide 14 - Quiz

Bij welke scheidingsmethode wordt er gebruik gemaakt van verschil in dichtheid?
A
Filtreren
B
Extraheren
C
Bezinken
D
Destilleren

Slide 15 - Quiz

Wat is een kenmerk van een chemische reactie?
A
Er treedt een energie-effect op
B
beginstoffen veranderen in reactieproducten
C
De wet van Lavoisier geldt
D
Alledrie de kenmerken zijn juist

Slide 16 - Quiz

Wat houdt de wet van Lavoisier in?
A
Er komt energie vrij
B
Stoffen reageren en ontstaan in vaste massaverhouding
C
Er is sprake van behoud van massa
D
Er is energie nodig

Slide 17 - Quiz

Een reactie waarbij beginstoffen energie afstaan aan de omgeving noemen we een ........ reactie.
A
endotherme
B
exotherme

Slide 18 - Quiz

Een verbrandingsreactie is
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 19 - Quiz

Een reactie waarbij je voortdurend energie in moet stoppen om de reactie te laten plaatsvinden noem je...
A
endotherme reactie
B
exotherme reactie

Slide 20 - Quiz

Elektrolyse van water is een ...... reactie.
A
endotherme
B
exotherme

Slide 21 - Quiz

De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge temperatuur
B
Lage temperatuur

Slide 22 - Quiz

De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge concentratie
B
Lage concentratie

Slide 23 - Quiz

Als je de temperatuur verlaagt wordt de reactiesnelheid...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 24 - Quiz

Als je de concentratie verhoogt,
wordt de reactiesnelheid...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 25 - Quiz

Bij het gebruik van een katalysator komt bij een exotherme reactie meer reactiewarmte vrij, omdat de reactiesnelheid hoger wordt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Het aantal effectieve botsingen neemt toe als je de .........
A
Concentratie van de beginstoffen vergroot
B
Temperatuur van de beginstoffen verhoogt
C
Verdelingsgraad van de beginstoffen vergroot
D
In alle drie de gevallen

Slide 27 - Quiz

Wat doet een katalysator?
A
Reactie versnellen
B
Reactie opwarmen
C
Reactie afkoelen
D
Activeringsenergie verlagen

Slide 28 - Quiz

Welke van onderstaande factoren beïnvloedt NIET de reactiesnelheid?
A
Concentratie
B
Katalysator
C
Volume
D
Temperatuur

Slide 29 - Quiz

Wat gebeurt er met de reactiesnelheid als je de beginstoffen in een bak met ijswater zet?
A
Reactiesnelheid gaat omhoog
B
Reactiesnelheid blijft gelijk
C
Reactiesnelheid gaat omlaag

Slide 30 - Quiz


A
de concentraties nemen toe
B
het samenpersen is te beschouwen als een soort katalysator
C
er ontstaat meer brandstof door het samenpersen
D
de temperatuur stijgt sterk door het samenpersen

Slide 31 - Quiz

Welk onderdeel van de les zou je nog een keer willen herhalen?
A
Reactietijd - Reactiesnelheid
B
Invloed Factoren reactiesnelheid
C
Invloed katalysator

Slide 32 - Quiz