Les 6: samenvatten

Welkom M3
1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom M3

Slide 1 - Slide

Wat gaan wij deze les doen?
Lesstof samenvatten

Vragen stellen

Slide 2 - Slide

Waar gaat de toets van volgende week ook alweer over?
HFSK 2

Par. 1, 3 en 4

Slide 3 - Slide

Wat gaan wij precies doen?
Vragen beantwoorden via LessonUp 
Par. 1
Par. 3
Par. 4

Slide 4 - Slide

Par.1
De late industrialisatie van Nederland

Slide 5 - Slide

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 6 - Quiz

Bekijk de afbeelding ->

Welk begrip past het beste
bij deze afbeelding?
A
industrialisatie
B
huisnijverheid
C
beleggers
D
dienstensector

Slide 7 - Quiz

Uit welke landen bestond het Verenigd Koningkrijk der Nederlanden? (1815-1840)
A
Nederland en NL-Indië
B
Nederland, België, Luxemburg en NL-Indië
C
Nederland en België
D
Nederland, België en Luxemburg

Slide 8 - Quiz

Welke begrip hoort hierbij?
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van fabrieken. Duurt van 1760 tot 1850
A
Franse Revolutie
B
Industriële revolutie
C
Nationalisme
D
Modern-imperialisme

Slide 9 - Quiz

Wat hoort bij de socialisten
A
gelijkheid
B
protestanten
C
gematigd
D
liberaal

Slide 10 - Quiz

Wat hoort niet bij de confessionelen?
A
Rooms-katholieken
B
gematigd
C
Protestanten
D
staken

Slide 11 - Quiz

Hoe werd Nederland vanaf 1815 bestuurd?
A
Nederland was een republiek
B
Nederland had een stadhouder Willem van Oranje
C
Nederland was een koninkrijk
D
Nederland was een democratie

Slide 12 - Quiz

Wat hoort niet bij de liberalen
A
vrijheid
B
fabrikanten
C
gelijkheid
D
rijke burgers

Slide 13 - Quiz

Arbeiders woonden in kleine huisjes waar het soms smerig was en ziektes uitbraken. Dit is een voorbeeld van arbeidsomstandigheden
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Welke verbeteringen vonden er plaats in de infrastructuur?
A
Er werden betere voertuigen gebouwd
B
Er werden betere wegen, bruggen en treinsporen gebouwd
C
Er werden bus en tramhaltes gebouwd
D
In Nederland werd als eerst geleerd om rechts aan te houden in het verkeer

Slide 15 - Quiz

Par.3
De positie van arbeiders en vrouwen worden sterker

Slide 16 - Slide

Waarom durfden veel arbeiders niet te staken voor betere werkomstandigheden?
A
Omdat zij bang waren om hun baan te verliezen
B
Omdat in die tijd het leger tegen opstandige arbeiders werd ingezet
C
Omdat zij anders vermoord werden
D
Omdat de fabrieksbazen vaak nieuwe beloften deden die vervolgens niet werden waargemaakt

Slide 17 - Quiz

In welk jaar werd de Arbeidswet in het parlement aangenomen?
A
1900
B
1874
C
1889
D
1901

Slide 18 - Quiz

Al sinds de 19de eeuw was Nederland een democratie. Wie mochten er toen stemmen?
A
Alle volwassen mannen en vrouwen
B
Alle mannen, vrouwen en kinderen
C
Alle volwassen mannen
D
Rijke volwassen mannen

Slide 19 - Quiz

Welke wet werd in 1901 aangenomen?
A
De Leerplichtwet
B
De Arbeiderswet
C
De WAO-wet
D
De Coronawet

Slide 20 - Quiz

Wat is een vakbond?
A
Een vakbond is een organisatie die opkomt voor werkgevers
B
Dit was de oude naam voor de arbeidsinspectie
C
Een vereniging die opkomt voor de rechten van arbeiders
D
Een instelling die ervoor zorgde dat arbeiders geschoold werden

Slide 21 - Quiz

Hoe noem je het systeem waar ieder volwassen mens mag stemmen?
A
Algemeen kiesrecht
B
Censusrecht
C
Referendum-recht
D
Grondrecht

Slide 22 - Quiz

Waarom waren de arbeiders blij met vakbonden?
A
Omdat de vakbonden de arbeiders steunden bij tegenslag
B
Omdat zij sigaren en alcohol als cadeau aan arbeiders gaven
C
Omdat de vakbonden ervoor zorgden dat arbeiders rijk werden
D
Omdat zij zorgen voor concurrentie bij fabrieksbazen

Slide 23 - Quiz

Par.4
Na 1945 groeit de welvaart

Slide 24 - Slide

Vocht Nederland in de Eerste Wereldoorlog?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

In welk jaar werd Nederland bevrijd?
A
1945
B
1941
C
1944
D
1939

Slide 26 - Quiz

Wat was het Marshallplan?
A
Het Amerikaanse aanvalsplan op de Sovjet-Unie
B
Het aanvalsplan om Duitsland te verslaan
C
Een plan van de Amerikaanse regering om economische steun te geven aan Europa
D
Het plan om de Europese economie afhankelijk te maken van Amerika

Slide 27 - Quiz

Wat was voor de Amerikanen een van de achterliggende gedachten voor het Marshallplan?
A
De Europese economieën met rust laten
B
De Amerikaanse bedrijven helpen winst te maken
C
Zorgen voor vrede op lange termijn in Europa
D
Alle landen om Duitsland heen steunen zodat er niet wéér een nieuwe oorlog kan uitbreken

Slide 28 - Quiz

In welke periode vond de wederopbouw van Nederland plaats?
A
1940-1960
B
1945-1960
C
1950-1970
D
1960-1970

Slide 29 - Quiz

Wat is een goede omschrijving van het begrip welvaart?
A
Het kunnen beschikken over voldoende financiële middelen om je behoeftes te kunnen vervullen.
B
Een situatie waarin iedereen in een land heel rijk is en zich alles kan veroorloven
C
Schepen die niet meer zinken door de afname van ongelukken
D
De Duitse herstelbetalingen die Nederland als compensatie voor de bezetting kreeg

Slide 30 - Quiz

Wat word bedoeld met ´migratie naar Nederland´?
A
De terugkeer van Nederlanders naar NL-Indië
B
De komst van mensen uit het buitenland naar Nederland
C
Duitsers die tijdens de oorlog in Nederland kwamen wonen
D
Nederlanders die naar het buitenland verhuizen

Slide 31 - Quiz

Vanaf 1945 kwamen er veel mensen uit het buitenland naar Nederland. In welke volgorde verliep dit?
A
Vluchtelingen > Gastarbeiders > Indonesiërs > Surinamers
B
Surinamers > Vluchtelingen > Gastarbeiders > Indonesiërs
C
Indonesiërs > Gastarbeiders > Surinamers > Vluchtelingen
D
Indonesiërs > Surinamers > Vluchtelingen > Gastarbeiders

Slide 32 - Quiz

Sinds de 21ste eeuw proberen veel vluchtelingen moderne oorlogen te ontvluchten. Sommige van hen komen in Nederland terecht. Uit welke landen vluchten deze mensen?
A
Jugoslavie, Marokko, Rusland, India
B
China, Thailand, Puerto Rico, Madagaskar
C
Bolivia, Polen, Algerije, Zuid-Afrika
D
Syrië, Irak, Somalië, Afghanistan

Slide 33 - Quiz