Wk 6 - grammatica

VH1 - Nederlands
Meewerkend voorwerp
Mevrouw Giesen
timer
10:00
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

VH1 - Nederlands
Meewerkend voorwerp
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Agenda 
  • Terugblik vorige week
  • Leerdoelen
  • Wat is het meewerkend voorwerp?
  • Hoe vinden we het meewerkend voorwerp?
  • Quiz/Spel
  • Zelfstandig werken
  • De laatste vragen/Afsluiting

Slide 2 - Slide

Terugblik vorige week
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een meewerkend voorwerp is.
  • Ik weet hoe ik het meewerkend voorwerp in een zin kan vinden.

Slide 4 - Slide

Meewerkend voorwerp

Slide 5 - Mind map

Wat is een meewerkend voorwerp?
Bekijk de volgende zinnen:
De jury / overhandigt / de winnares / een gouden medaille / voor haar prestatie.
Het publiek / geeft / de winnares / een staande ovatie.
In deze zinnen is de winnares het meewerkend voorwerp (mv). Een meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is. Het is vaak een mens of een dier. Het meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ (antwoorden, beloven, uitleggen) of met ‘geven’ (overhandigen, betalen).

Slide 6 - Slide

Tip
Een meewerkend voorwerp kan beginnen met aan, maar dat hoeft niet. Als het niet met aan begint, kun je aan er meestal voor zetten. Als aan wel in de zin staat, kun je het vaak weglaten. Soms moet je dan wel de woordvolgorde veranderen:
De ober / heeft / de menukaart / gegeven / aan de gasten (mv).
De ober / heeft / de gasten (mv) / de menukaart / gegeven.
 

Slide 7 - Slide

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Link

Zelfstandig aan de slag
  • Ga via Magister ->  Nieuw Nederlands online
  • Er staat een geplande taak voor je klaar!

Slide 11 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een meewerkend voorwerp is.
  • Ik weet hoe ik het meewerkend voorwerp in een zin kan vinden.

Slide 12 - Slide

De laatste vragen
Schrijf het meewerkend voorwerp op van deze zin:
De lieve leerling gaf gisteren tijdens de les zijn favoriete docent een reep chocola.

Slide 13 - Slide

VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 14 - Slide

VH1 - Nederlands
Mevrouw Giesen
Grammatica


timer
10:00

Slide 15 - Slide

Agenda
  • Terugblik vorige les
  • Leerdoelen
  • Wat is de bijwoordelijke bepaling?
  • Hoe vind je de bijwoordelijke bepaling?
  • Oefenen in de klas
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 16 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat de bijwoordelijke bepaling van een zin is.
  • Ik weet hoe ik de bijwoordelijke bepaling van een zin kan vinden.

Slide 17 - Slide

Bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Mind map

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Bijwoordelijke bepalingen geven vaak antwoord op vragen die beginnen met de vraagwoorden Wanneer, Waar… (Waardoor? Waarheen? enzovoort) en Hoe… (Hoelang? Hoe ver? enzovoort). Deze vraagwoorden zijn zelf ook bijwoordelijke bepaling als ze in een zin voorkomen: Waar heb je die gave tas gekocht? Wanneer zullen we afspreken? Een zin kan geen, één of meer bijwoordelijke bepalingen bevatten.

Slide 19 - Slide

Bijwoordelijke bepaling - voorbeelden

Slide 20 - Slide

Bijwoordelijke bepaling vinden

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Link

Zelfstandig werken
Ga via Magister -> Nieuw Nederlands
Werk rustig verder aan de weektaak

Slide 24 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat het bijwoordelijke bepaling van een zin is.
  • Ik weet hoe ik de bijwoordelijke bepaling van een zin kan vinden.

Slide 25 - Slide

De laatste vragen
Hoeveel bijwoordelijke bepalingen heeft deze zin?

"Vanwege de regen gaat zij vandaag met de bus naar school."




Slide 26 - Slide

VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 27 - Slide

VH1 - Nederlands
Grammatica
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 28 - Slide

Agenda 
  • Terugblik vorige les
  • Leerdoelen
  • Herhaling grammatica
  • Quiz/Spel
  • Zelfstandig werken
  • De laatste vragen/Afsluiting

Slide 29 - Slide

Terugblik vorige les
Bijwoordelijke bepaling

Slide 30 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet welke stappen ik moet zetten om een zin te ontleden.
  • Ik kan de persoonsvorm vinden.
  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde vinden.
  • Ik kan het onderwerp vinden.
  • Ik kan het lijdend voorwerp vinden.
  • Ik kan het meewerkend voorwerp vinden.
  • Ik kan de bijwoordelijke bepaling(en) vinden.

Slide 31 - Slide

Ontleden, wat is nog moeilijk?

Slide 32 - Mind map

Ontleden - het stappenplan
  1. Zoek de persoonsvorm (tijdproef of getalproef).
  2. Zoek het werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden).
  3. Hak de zin in stukjes/zinsdelen.
  4. Zoek het onderwerp (wie/wat + ww gez)
  5. Zoek het lijdend voorwerp (wie/wat + ww gez + ond?) 
  6. Zoek het meewerkend voorwerp (aan/voor wie + ww gez + ond + evt lijdend voorwerp?)
  7. Schrijf de bijwoordelijke bepalingen op.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Slide 36 - Link

Leerdoelen
  • Ik weet welke stappen ik moet zetten om een zin te ontleden.
  • Ik kan de persoonsvorm vinden.
  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde vinden.
  • Ik kan het onderwerp vinden.
  • Ik kan het lijdend voorwerp vinden.
  • Ik kan het meewerkend voorwerp vinden.
  • Ik kan de bijwoordelijke bepaling(en) vinden.

Slide 37 - Slide