What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
STAAL 2.3 les 1, 2 en 3
STAAL 2.3 les 1, 2 en 3
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
Spelling
Basisschool
Groep 8
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
STAAL 2.3 les 1, 2 en 3
Slide 1 - Slide
trottoirwoord
Slide 2 - Mind map
Zet de zin in de voltooide tijd:
De kinderen zeven.
Slide 3 - Open question
Zet de zin in de voltooide tijd:
De pubers blozen.
Slide 4 - Open question
Zet de zin in de voltooide tijd:
Mijn moeder mixt.
Slide 5 - Open question
Welk woord is fout geschreven?
A
de koloniën
B
het risicootje
C
de hypoteek
D
het regime
Slide 6 - Quiz
Schrijf het woord correct.
Slide 7 - Open question
Welk woord?
Frans woord - de soldaat - het leger
Slide 8 - Open question
Welk woord?
bijvoeglijk naamwoord - sensationeel - indrukwekkend
Slide 9 - Open question
Welke categorieën vind je in dit woord?
de revanche
A
net als voorvoegsel
B
chefwoord
C
klankgroepenwoord
D
colawoord
Slide 10 - Quiz
In welke tijd staat het werkwoord?
Het kleine kind spatte met het water.
A
TT
B
VT
C
VTT
Slide 11 - Quiz
In welke tijd staat het werkwoord?
Mijn oom en tante zijn naar Afrika gereisd.
A
TT
B
VT
C
VTT
Slide 12 - Quiz
Vervoeg het werkwoord raden (ik)
tt-vt-vtt
Slide 13 - Open question
Vervoeg het werkwoord verwoesten (de jongeren)
tt-vt-vtt
Slide 14 - Open question
peter wil graag helikopterpiloot worden hij heeft vandaag zijn echte eerste les
Waar hoort in deze zin een punt?
A
achter helikopterpiloot
B
achter worden
C
achter worden & achter les
D
achter les
Slide 15 - Quiz
zijn leraar vraagt peter hoe heet dat metalen ding dat boven de helikopter draait
Welke leestekens missen?
A
?
B
' ' ?
C
: ' ? '
D
: ' . '
Slide 16 - Quiz
peter antwoordt dat is de ventilator
Typ de zin met de juiste leestekens en hoofdletters.
Slide 17 - Open question
'Dat heb je fout, want het heet anders,' zegt de leraar.
Welke woordsoort is de leraar?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 18 - Quiz
'Dat heb je fout, want het heet anders,' zegt de leraar.
Welke woordsoort is heb?
A
lidwoord
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoord
Slide 19 - Quiz
Peter roept: 'U krijgt het anders wel warm als ik dat ding uit zet!'
Typ de werkwoorden uit deze zin, in het hele werkwoord
(lopen, rennen, springen)
Slide 20 - Open question
Dicteezin 1
Slide 21 - Open question
Hij bereidde de maaltijd.
Typ de persoonsvorm.
Slide 22 - Open question
Dicteezin 2.
Slide 23 - Open question
Mijn moeder heeft de smeuïge saus in het pannetje geproefd.
Typ het werkwoordelijk gezegde.
Slide 24 - Open question
Mijn moeder heeft de smeuïge saus in het pannetje geproefd.
Welk zinsdeel is mijn moeder?
Slide 25 - Open question
Mijn moeder heeft de smeuïge saus in het pannetje geproefd.
Typ het lijdend voorwerp.
Slide 26 - Open question
Hoe vond je deze les?
A
prima
B
mwah
C
beter dan in het schrift
D
toppie!
Slide 27 - Quiz
More lessons like this
Spelling B2W3L3
October 2024
- Lesson with
17 slides
Spelling
Basisschool
Groep 8
Spelling 6.3.3.
March 2022
- Lesson with
37 slides
Spelling
Basisschool
Groep 7
De spelling van de werkwoorden
May 2024
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
May 2022
- Lesson with
44 slides
Taal
Primary Education
Spelling 4, 5 en 6
February 2022
- Lesson with
23 slides
Other languages
Secondary Education
Zaterdag 18 mei 2024 - herhaling spelling en werkwoordspelling
May 2024
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Secondary Education
Werkwoorden
October 2024
- Lesson with
22 slides
E4 Les 18 sterke werkwoorden
September 2024
- Lesson with
16 slides
NT2
ISK