Zinsdelen

Vorige les
- Werkwoorden
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vorige les
- Werkwoorden
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp

Slide 1 - Slide

Deze les
-herhalen eerder besproken onderdelen
- bespreken zinsdelen

Slide 2 - Slide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Max laat de hond uit
A
Max
B
laat
C
de hond
D
uit

Slide 3 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
Pieter werd gefeliciteerd
A
Piet
B
werd
C
gefeliciteerd
D
werd gefeliciteerd

Slide 4 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Joost komt niet thuis vandaag
A
niet thuis
B
Joost
C
komt vandaag
D
komt

Slide 5 - Quiz

Zinsdelen
- Je bouwt met stukjes informatie een zin.
Je noemt deze stukjes zinsdelen

Slide 6 - Slide

Zin
Een zin bestaat uit twee basisdelen
- Een deel dat zegt wat er gebeurt = wwg
- Een deel dat zegt wie/wat het doet = ond

Slide 7 - Slide

Rogier schaakt
Wie schaakt? = Rogier
Wat gebeurt er? = Schaakt
Teks

Slide 8 - Slide

De timmerman zaagt de planken

Wat gebeurt er?
Wie/ wat?


Slide 9 - Slide

Maken
blz. 171 opdr. 10
blz. 171 opdr. 11
Blz. 171 opdr. 12

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide