Les 4

Les 4 Nederlands
Welkom!



1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Les 4 Nederlands
Welkom!



Slide 1 - Slide

Meedoen?
lessonup.app
of
download de app: LessonUp-app
Vul de code in:

Slide 2 - Slide

Programma:
  • Jouw inzet deze week! 
  • Lesdoelen
  • Terugblik vorige week
  • Schrijfopdracht: wat valt op?
  • Voegwoorden & zinsdelen
  • Uitleg centraal examen lezen/luisteren
  • Huiswerk & volgende week

Slide 3 - Slide

Hoe hard heb jij gewerkt voor het vak Nederlands afgelopen week?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Lesdoelen:
Je weet wat voegwoorden zijn zodat je zelf weet hoe je zinnen kan verbinden {schrijfvaardigheid}

Je kent het verschil  tussen nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden {schrijfvaardigheid}


Slide 5 - Slide

Vorige week...
Herhaling en filmpje

Slide 6 - Slide

Hoofdgedachte en onderwerp
-Onderwerp: beschrijving in een paar woorden waar de tekst over gaat
-Hoofdgedachte: beschrijft in één zin het belangrijkste dat over een onderwerp wordt verteld.
-Onderwerp en hoofdgedachte kun je ook bepalen voor tekstdelen

Slide 7 - Slide

Spelling & Grammatica
dat en wat (verwijswoorden)

'Dat' gebruik je na een 'het' woord (na een onzijdig zelfstandig naamwoord). 
Voorbeeld: het meisje dat of het hotel dat


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Hen of hun?
"Hen" gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.

"Hun" gebruik je als meewerkend voorwerp.

Slide 10 - Slide

'Vertel over jezelf' wat valt op?
Nog niet ingeleverd? Deze week uiterlijk! Volgende week nieuwe schrijfopdracht.
- Het 'format' van een formele brief komt heel precies. Bijvoorbeeld: eerst je eigen gegevens, de datum voluit schrijven (oktober); Na 'betreft': een kleine letter
-In een alinea altijd doorschrijven. Druk niet op 'enter' want dan begint je zin op een nieuwe regel.

Slide 11 - Slide

'Vertel over jezelf'
Ik zie veel studenten die 'interpunctie' gebruiken. Dit is  goed!
Lees nog een keer na wanneer je een komma gebruikt. Bijvoorbeeld tussen twee persoonsvormen.

Bij schrijfopdrachten altijd proberen om het verband tussen de zinnen duidelijk aan te geven door middel van verbindingswoorden.

Slide 12 - Slide

Scan voor info over verbindingswoorden...

Slide 13 - Slide

"Vertel over jezelf" 
Een 'samenstelling' is een combinatie van twee of meer woorden (tweemaal een zelfstandig naamwoord). Schrijf samenstellingen aan elkaar: apenstaartje, langetermijnplanning, coronacrisis (Word herkent niet al deze woorden; de Nederlandse taal is oneindig).

Schrijf een streepje bij klinkerbotsingen: corona-aanpak

Slide 14 - Slide

"Vertel over jezelf"
Hoofdletters in aanhef van je e-mail of brief: Na het begin van de 'eigennaam"
Mevrouw De Boer
G. de Boer

Laatste tip: communiceer professioneel: altijd een (korte) begeleidende mail meesturen en een onderwerp invullen.


Slide 15 - Slide

Enkelvoudig of samengesteld?
Amir leest een boek. = enkelvoudige zin

Sterre vindt tennis leuk terwijl Amir liever leest. = samengestelde zin

Slide 16 - Slide

Voegwoorden

Met een 'voegwoord' verbind je twee zinnen aan elkaar.
Nevenschikkend voegwoord: met een nevenschikkend voegwoord verbind je twee hoofdzinnen aan elkaar.
Nevenschikkende voegwoorden: en, maar, of want, dus.


Slide 17 - Slide

Om het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin te herkennen, is het handig om te weten wat een 'onderwerp' en een 'persoonsvorm' is (=redekundig ontleden).
IN EEN HOOFDZIN STAAN ONDERWERP EN PERSOONSVORM ALTIJD NAAST ELKAAR

Slide 18 - Slide

Samengestelde zin:
In een samengestelde zin zit vaak een voegwoord. Je plakt dus twee zinnen aan elkaar met een woord zoals: maar, terwijl, als en indien.

Zo maak je uiteindelijk mooiere teksten doordat je korte en lange zinnen afwisselt. Bovendien geef je het verband aan in een zin.

Slide 19 - Slide

Onderschikking
Een samengestelde zin waarbij een hoofdzin en een bijzin in elkaar verweven zijn. Ze worden verbonden door een onderschikkend voegwoord of betrekkelijk voornaamwoord

Slide 20 - Slide

Herkennen onderschikking
Je moet altijd iets aanpassen als je ze uit elkaar haalt.
Je kunt er altijd een ja/nee vraag van maken.

Voorbeelden onderschikkende voegwoorden: omdat, mits, terwijl, als, hoewel, zodat en indien.


Slide 21 - Slide

Voorbeelden nevenschikking
Je mag hier naar binnen, mits je een geldig coronabewijs hebt.

Je hebt recht op een herkansing, tenzij je je huiswerk niet hebt gemaakt.

De bijzin begint met een voegwoord.




Slide 22 - Slide

Judith kijkt een film.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 23 - Quiz

We hebben verloren, hoewel we als team goed hebben gepresteerd.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 24 - Quiz

Noem een aantal voegwoorden

Slide 25 - Mind map

Slide 26 - Link

Info over examen lezen/luisteren
= centraal/landelijk examen
=digitaal/ op computer
=meerkeuzevragen
=Niveau 3F
= twee uur de tijd (120 minuten)
=lezen & luisteren van zakelijke teksten

Slide 27 - Slide

Examen (vervolg)
bijvoorbeeld: drie leesteksten en drie kijk- en luisterteksten 
en in totaal 58 vragen

Tip 1: goed lezen, luisteren en kijken
Oefen daarom met het geconcentreerd lezen en luisteren

Slide 28 - Slide

Voorbereiding:
-Taalblokken Nederlands:
1: Bouwstenen (persoonlijke leerroute en eventueel via code van je klas bovenin naar "alle lessen".
2: Bij 'extra' in Taalblokken Nederlands vind je 24 lessen om te oefenen (lezen en luisteren).
3: Klik alvast een keer door een oefenexamen (niveau 3F!) om te snappen waarom ALLE theorie en oefeningen uit de bouwstenen belangrijk zijn. 

Slide 29 - Slide

Voorbereiding (deel 2)
4: Voordat je examen doet, gaan we "echt" oefenen met de examens. Nu dus alleen bekijken wat je kunt verwachten.


Slide 30 - Slide

Oefenexamen
Zie hierna voor de website van 'facet'. Gebruik Google Chrome!

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Hoe?
-kies een recent examen via de website van 'facet'.
-klik aan de linkerkant op een examen 3F niveau
-scroll naar beneden en kies start examen/toets
-vorm je een beeld van de teksten, luisterfragmenten en de vragen. Besteed hier bijvoorbeeld een kwartier aan.
Doel? Herkennen dat alle leermaterialen in Taalblokken relevant zijn!

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Link

Huiswerk:
1: Taalblokken-bouwsteen 2 (= onderwerp en hoofdgedachte)
Of verder als je al verder bent!
2: Taalblokken, spelling en grammatica: 02 Grammatica: voegwoorden, gemengde oefening en zinsdelen.
3: Vanavond is de deadline voor de schrijfopdracht 'Vertel over jezelf'.
4: kijk alvast een keer hoe het lezen/luisteren examen gaat (facet)

Slide 35 - Slide

Hoe hard ga jij aan de slag met het huiswerk deze weeK?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Agenda
Donderdag 7 oktober: 18:00 workshop APA-richtlijnen (bronvermelding)

Slide 37 - Slide

Volgende week:

-Zinsdelen (redekundig): maak je huiswerk zodat je dit beter begrijpt volgende week!
-Nieuwe schrijfopdracht



Slide 38 - Slide

Bedankt voor je aanwezigheid
Fijne week!

Slide 39 - Slide

Noem twee dingen die je deze les hebt geleerd!

Slide 40 - Open question