23. Bij kippen komt de eigenschap rozekam (het aIIel R) en de eigenschap erwtenkam( het allel E) voor. De genen voor deze beide eigenschappen liggen op verschillende chromosomenparen en zijn niet X-chromosomaal. Een combinatie van de dominante allelen R en E levert een z.g. notenkam op. Dieren die voor beide eigenschappen homozygoot recessief zijn, hebben een normale kam.
a. Hoe is het genotype van een dier met normale kam, een dier met een notenkam, een dier met een erwtenkam en een dier met een rozekam?
b Een dier met een normale kam en een dier met een erwtenkam paren. Beide dieren zijn homozygoot. Welke kam hebben de individuen die uit deze paring ontstaan?
c Men wil twee dieren Iaten paren, die nakomelingen krijgen die de vier verschillende soorten kammen hebben. WeIk genotype moeten de dieren hebben die men laat paren?