Les 5: 09-10-2023

WELKOM

Les 5
09-10-2023 
Katarina Hrnjez


1 / 37
next
Slide 1: Slide
NT2HBOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

WELKOM

Les 5
09-10-2023 
Katarina Hrnjez


Slide 1 - Slide

LINK: hoe gaat het?
LINK A2-B1
Online programma.

Open internet.
Ga naar: www.nt2school.nl
Klik op inloggen.

Gebruikersnaam: je email
Wachtwoord: lexicon

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Grammatica: scheidbaar werkwoord herhalen

  • Grammatica: voltooide tijd
  • Informatie opzoeken op internet
  • Huiswerk

Slide 3 - Slide

Thema: 
Mijn familie, vrienden en ik


Schrijf in twee minuten zo veel mogelijk woorden voor familierelaties op.
Daarna gaan we ze vergelijken.

Slide 4 - Slide

Familierelaties

Slide 5 - Open question

Wat kunnen we aan het eind?
  • Je praat en schrijft over een feest en leest een uitnodiging.
  • Je leest, schrijft en praat over gewoontes bij een overlijden.
  • Je praat en schrijft over opvoeding.
  • Je leest, praat en schrijft over belangrijke personen in je leven.



Slide 6 - Slide

Gatentekst
Luister goed en schrijf de ontbrekende woorden op.

Slide 7 - Slide

Taak 1
Vat samen hoe Salim vroeger Suikerfeest vierde en hoe hij dat nu doet. Is de inhoud herkenbaar? Hoe en met wie vieren jullie het Suikerfeest? 

Is er een verschil in de manier waarop ze het vroeger vierden en ze het nu vieren?
 


Worden er in de groep andere feesten gevierd waarbij eten of cadeautjes een belangrijke rol spelen?








Slide 8 - Slide

Taak 1
Vat samen hoe Isabel vroeger Kerst vierde en hoe ze dat nu doet.
Wat weten jullie over het kerstfeest en de manier waarop Nederlanders dat vieren? 
Zijn er mensen in de groep die Kerst vieren of een kerstboom in huis hebben? Wie weet nog meer voorbeelden van (religieuze of niet-religieuze) feestdagen in Nederland?

Worden er in de groep andere (religieuze of niet-religieuze) feesten gevierd? Wat doen jullie op die feesten? 







Slide 9 - Slide

Aankomen
behalve
eindigen
hoewel
hoogtepunt
rond
de traditie
versieren
dekken
bereiden
ongeveer
een uitzondering
het beste of leukste
elk jaar herhalen
op je bestemming
maken
tafel netjes maken
decoratie ophangen
eigenlijk
als laatste

Slide 10 - Drag question

Grammatica: scheidbare werkwoorden


Wat zijn scheidbare werkwoorden?​

Wie weet een voorbeeld?​
Wat gebeurt ermee?

Slide 11 - Slide

Grammatica: scheidbare werkwoorden

Scheidbare werkwoorden bestaan uit twee delen:​

Een voorzetseldeel​
Een werkwoorddeel​

Bijvoorbeeld: opbellen, afwassen, uitdoen, voorlezen​

Hoe gebruik je deze werkwoorden in de zin?





Slide 12 - Slide

Grammatica: scheidbare werkwoorden

Hoofdzin met één werkwoord:​

Ik bel mijn moeder op.​
Ik was vanavond alles af. / Vanavond was ik alles af.​

Hoofdzin met een hulpwerkwoord…​
​Ik wil straks mijn moeder opbellen.​
Ik moet vanavond alles afwassen.





Slide 13 - Slide

Grammatica: scheidbare werkwoorden

Oefenen…​


De oude man … de straat … (oversteken)​
Alle mensen … om tien uur … (binnenkomen)​
Die leerling … nooit zijn boeken … (meebrengen)​
Mijn broer … altijd tot 10 uur … (uitslapen)​
In de winter … wij warme kleren … (aantrekken)​
Morgen … Maria haar koffer … (inpakken)​






Slide 14 - Slide

Grammatica: scheidbare werkwoorden

Antwoorden:


De oude man steekt de straat over.​
Alle mensen komen om tien uur binnen. ​
Die leerling brengt nooit zijn boeken mee.​
Mijn broer slaapt altijd tot 10 uur uit.​
In de winter trekken wij warme kleren aan.​
Morgen pakt Maria haar koffer in.






Slide 15 - Slide

Grammatica: scheidbare werkwoorden

En nu een hulpwerkwoord in deze zin erbij!​


Ik maak het gat in de muur dicht.​
-> Ik moet het gat in de muur dichtmaken.


Slide 16 - Slide

Grammatica: scheidbare werkwoorden


En nu met een hulpwerkwoord erbij..

De oude man steekt de straat over.​
Alle mensen komen om tien uur binnen. ​
Die leerling brengt nooit zijn boeken mee.​
Mijn broer slaapt altijd tot 10 uur uit.​
In de winter trekken wij warme kleren aan.​
Morgen pakt Maria haar koffer in.






Slide 17 - Slide

PAUZE
We hebben nu 3 minuten pauze.

Pak even een kopje thee, koffie of voor sommige een rookpauze.

Slide 18 - Slide

Taak 1
Lees de zin hardop voor.

1. Als kind vond ik het Suikerfeest geweldig.
2. We kregen geld en cadeautjes.
3. Daarna gingen we bij familie op bezoek.
4. Die dag was echt het hoogtepunt van het jaar.
5. Tijdens het Suikerfeest eten we veel zoete hapjes.
6. We vieren het nu samen met mijn broer en schoonzus.
7. Het is een heel belangrijke dag.










Slide 19 - Slide

Taak 1

8. Vroeger versierden we onze woonkamer.
9. Er stond een kerstboom in huis.
10. Op kerstavond gingen we naar de kerk.
11. Nu sta ik urenlang in de keuken.
12. Iedereen helpt mee met koken, behalve de kinderen.
13. We kijken films en doen spelletjes.
14. We maken ook een lange wandeling.










Slide 20 - Slide

Taak 1
Lees de volgende tekst.

Wat is dit?
Wie gaan er trouwen?
Op welke datum en tijd trouwen ze?
Wat voor cadeau willen ze graag? 


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Taak 1
Paul en Layla zijn vrienden van je. Ze hebben je voor hun bruiloft uitgenodigd. Helaas kun je niet komen.



Stuur een e-mail aan Paul en Layla.

1 Bedank voor de uitnodiging.
2 Schrijf waarom je niet kunt komen. Bedenk een reden.


Slide 23 - Slide

Taak 1
Voorbeeld uitwerking:

Beste Paul en Layla,
Bedankt voor de uitnodiging voor jullie bruiloft. Wat leuk dat jullie gaan trouwen! Helaas kan ik niet naar het diner en het feest komen, want ik moet op vrijdagavond werken. Ik wens jullie een fantastische dag!
Met vriendelijke groet,
Katarina 








Slide 24 - Slide

Grammatica: voltooide tijd
Tegenwoordige tijd 
Maartje fietst naar school.​

Verleden tijd 
Maartje fietste naar school.​
Voltooide tijd 
Maartje is naar school gefietst.





Slide 25 - Slide

Grammatica: voltooide tijd
​Regelmatige werkwoorden -> volgen een regel​

Hele werkwoord                                       fietsen​
Wat is de stam?



Slide 26 - Slide

Grammatica: voltooide tijd
​Regelmatige werkwoorden -> volgen een regel​

Hele werkwoord                                       fietsen​
Wat is de stam?                                         fiets
Je doet: + ge                                               gefiets




Slide 27 - Slide

Grammatica: voltooide tijd
​Regelmatige werkwoorden -> volgen een regel​

Hele werkwoord                                       fietsen​
Wat is de stam?                                         fiets
Je doet: + ge                                               gefiets
Je doet + d/t                                                gefietst



Slide 28 - Slide

Grammatica: voltooide tijd





Wanneer krijg je d?              (gewoond)​

Wanneer krijg je t?                (gewerkt)


Slide 29 - Slide

Grammatica: voltooide tijd
​SOFT KETCHUP X ​
‘T SEXY FOKSCHAAP​
 ‘T EX KOFSCHIP.​

Laatste letter van de stam?​
S – F – T – K – CH – P – X ??      -->     T

gewerkt, gefaxt, gewacht, …








Slide 30 - Slide

Ik heb altijd al in Deventer ... (wonen), behalve in 2009.

Slide 31 - Open question

Na het diner heeft mijn broer met zijn vrouw ... (dansen).

Slide 32 - Open question

Wij hebben urenlang op de bus ... (wachten).

Slide 33 - Open question

Zij hebben naar het nieuwe album van Anouk ... (luisteren).

Slide 34 - Open question

Ik heb de docent rond de vijfhonderd vragen ... (stellen).

Slide 35 - Open question

Internetopdracht: informatie opzoeken

Iedereen neemt weleens medicijnen. En iedereen heeft ook weleens een vraag over medicijnen, bijvoorbeeld: ‘Mijn baby krijgt tandjes. Mag ik mijn baby paracetamol geven?’
Hoe kan je antwoord op deze vraag vinden op internet?

We gaan nu samen zoektermen brainstormen. Let op de spelling!
Vertel vervolgens op welke link u gaat drukken en waarom. 

Slide 36 - Slide

Huiswerk
  • LINK thema 2 (deel 1 en 2)
  • LINK grammatica
  • LINK toets thema 1

Slide 37 - Slide