Herhaling T6 MAX

Herhaling T6 Ecologie
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling T6 Ecologie

Slide 1 - Slide

Welke aanpassing hebben
hengelaarvissen om niet op te vallen?

Slide 2 - Open question


Door gunstige omstandigheden neemt
het aantal garnalen en mosselen in de oceaan toe.

Welk gevolg kan dit hebben voor het aantal
lansvissen?

Slide 3 - Open question

Waarom eten
hengelaarvissen alleen
dierlijk voedsel?

Slide 4 - Open question

Zeegras groeit in ondiep water langs de kust. Veel dieren zoals watervogels voeden zich met zeegras. Ook wordt het zeegras gebruikt als schuilplaats voor bijvoorbeeld jonge vissen.
Naast het zoutgehalte van het zeewater hebben ook andere factoren invloed op de populatiegrootte van zeegras.
Noteer een biotische factor die van invloed kan zijn op de populatiegrootte van zeegras.

Slide 5 - Open question

Wat is een aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
Een klein wortelstelsel
D
Veel huidmondjes in de bladeren

Slide 6 - Quiz

In de afbeelding zie je de resultaten van een
onderzoek dat is gedaan naar het verband tussen
het zoutgehalte van zeewater en de populatiegrootte
van zeegras.

Wat is het optimum zoutgehalte voor de zeegraspopulatie?
A
0,4%
B
0,8%
C
1,1%
D
1,2%

Slide 7 - Quiz

Vindt de verspreiding van
forelleneitjes plaats door
een abiotische factor of
door een biotische factor?

Slide 8 - Open question

Waarom horen de forellen
in beide meertjes bij
dezelfde populatie?

Slide 9 - Open question

Een klimop groeit omhoog, over andere planten heen. Waar is dit een aanpassing voor?
A
Voedsel
B
Mineralen
C
Water
D
Licht

Slide 10 - Quiz

Wat is stikstofkringloop?
A
Een proces waarbij stikstof alleen door planten wordt gebruikt
B
Een proces waarbij stikstof gecreëerd wordt
C
Een proces waarbij stikstof door verschillende organismen wordt omgezet
D
Een proces waarbij stikstof afgebroken wordt

Slide 11 - Quiz


Hiernaast zie je een afbeelding van een voedselpiramide. Is dit een piramide van biomassa of een piramide van aantallen? Leg uit waarom.

Slide 12 - Open question

Door welke organismen wordt nitraat
omgezet in stikstofhoudende
energierijke stoffen?
A
Dieren
B
Rottingsbacteriën
C
Water
D
Planten

Slide 13 - Quiz

Koolstofkringloop
Koolstof in koolstofdioxide
koolstof in glucose
(producenten)
koolstof in plantaardige energierijke stoffen
koolstof in dierlijke energierijke stoffen
(consumenten)
Koofstof in energierijke stoffen
(reducenten)
verbranding
fotosynthese
Verbranding
verbranding
Lucht
Dieren
Schimmels 
en bacteriën
Planten

Slide 14 - Drag question

Tekst
Welke term hoort bij de plaatjes
kringloop
voedselketen
voedselweb

Slide 15 - Drag question

Welke energierijke
stoffen nemen dieren
via pijl 3 op?
A
mineralen
B
eiwitten
C
koolstofdioxide
D
water

Slide 16 - Quiz

zoolganger
teenganger
hoefganger

Slide 17 - Drag question

Zet de niveaus van de ecologie in de juiste volgorde van klein(bovenaan) naar groot(onderaan).
Ecosysteem
Individu
Levensgemeenschap
Populatie

Slide 18 - Drag question

sleep naar het juiste vak
abiotische 
omgevings
factoren
biotische
omgevings
factoren
CO2
O2

H2O

Slide 19 - Drag question

Maak een voedselketen met dit voedselweb met 4 schakels.

Slide 20 - Open question


Surinaams voedselweb
Bekijk het voedselweb in de afbeelding.

Stel dat de tjontjon uitsterft. Noteer twee soorten die dan in aantal toenemen.

Slide 21 - Open question

Noteer een organisme uit het voedselweb dat energierijke stoffen maakt uit energiearme stoffen.

Slide 22 - Open question

Wat is organisme 2?
A
producent
B
consument van de 1ste orde
C
consument van de 2de orde
D
consument van de 3de orde

Slide 23 - Quiz

Welk organisme in deze
voedselketen is een
producent?
A
klaver
B
veldmuis
C
adder
D
zeearend

Slide 24 - Quiz

De hoeveelheid energierijke stoffen neemt in elke schakel van een voedselketen af. Energierijke stoffen verdwijnen uit een voedselketen als organismen sterven en worden gebruikt door reducenten.
Noteer nog een manier waarop energierijke stoffen uit een voedselketen verdwijnen.

Slide 25 - Open question

Is de onderstaande uitsrpaak juist of onjuist?

De biomassa van de producenten is groter dan de biomassa van de consumenten van de tweede orde.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz