Nederlands. Spelling&grammatica

Spelling en grammatica
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling en grammatica

Slide 1 - Slide

Terugblik
Wat weten we nog?

- Onderwerp
- Persoonsvorm
- Werkwoordelijk gezegde

Slide 2 - Slide

Wieneke schrijft

Hoeveel zinsdelen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quiz

CJ voetbalt op het veld.

Hoeveel zinsdelen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

De mooie vogel vliegt in de lucht.

Hoeveel zinsdelen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

De persoonsvorm is het belangrijkste .... in de zin
A
werkwoord
B
onderwerp
C
bijwoord
D
voltooide tijd

Slide 6 - Quiz

De ijsbeer rolt over de berg ijs op en neer.

Wat is de persoonsvorm?
A
De ijsbeer
B
rolt
C
over de berg ijs
D
op en neer

Slide 7 - Quiz

Verwaarloosde de man zijn hond expres?

Wat is de persoonsvorm?
A
Verwaarloosde
B
de man
C
zijn hond
D
expres

Slide 8 - Quiz

Als je een vraagzin maakt, dan komt de persoonsvorm vooraan.
A
Waar
B
Niet waar
C
Weet ik niet
D
Wat is een vraagzin?

Slide 9 - Quiz

Het meisje geeft haar hond een koekje.

Wat is het onderwerp?
A
Het meisje
B
geeft
C
haar hond
D
een koekje

Slide 10 - Quiz

Op de markt in het dorp verkopen de boeren hun zelfgemaakte kaas.

Wat is het onderwerp?
A
Op de markt in het dorp
B
verkopen
C
de boeren
D
hun zelfgemaakte kaas

Slide 11 - Quiz

Het onderwerp kan je vinden door:

wie of wat doet iets in de zin?
A
Waar
B
Niet waar
C
Huh?
D
Wat?

Slide 12 - Quiz

Voltooide tijd van: telen
A
ik heb geteelt
B
ik heb geteeld
C
ik heb geteeldt
D
ik heb geteeltd

Slide 13 - Quiz

Voltooide tijd van: oogsten
A
ik heb geoogst
B
ik heb geoogsd
C
ik heb geoogsdt
D
ik heb geoogstd

Slide 14 - Quiz

Voltooide tijd van: ruiken
A
Ik heb geruikt
B
Ik heb geruikd
C
Ik heb geroken
D
Ik heb geruiken

Slide 15 - Quiz

Voltooide tijd van: stinken
A
ik heb gestinkt
B
ik heb gestinkd
C
ik heb gestinken
D
ik heb gestonken

Slide 16 - Quiz

Zit de letter in: TaXiKoFSCHiP
dan komt er bij voltooide tijd achter een:
A
- t
B
- d
C
- dt
D
- en

Slide 17 - Quiz

Wij hebben met de trein ...
A
gereist
B
gereisd
C
gerezen
D
gereisen

Slide 18 - Quiz

Theo heeft ... dat hij voortaan zijn huiswerk maakt.
A
belooft
B
beloofd
C
beloofdt
D
beloven

Slide 19 - Quiz

De voltooide tijd staat altijd samen met een ...
A
onderwerp
B
bijwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
hulpwerkwoord

Slide 20 - Quiz

Wat ga je doen?


  • Spelling en grammatica afronden (blz 211 t/m 227)
  • Spelling en grammatica nakijken
  • Starten met hoofdstuk 3 lezen (blz 228)
In hoofdstuk 3:
- Hoofdgedachte 
- Hoofdonderwerp
- Deelonderwerp

Slide 21 - Slide

Evaluatie


Hoe ging de les?
Beheers je de lesstof van spelling&grammatica?

Slide 22 - Slide