What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
S30 - Woordbetekenis: synoniemen, antoniemen, homoniemen
S30 - Woordbetekenis
synoniemen - antoniemen - homoniemen
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Secundair onderwijs
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
S30 - Woordbetekenis
synoniemen - antoniemen - homoniemen
Slide 1 - Slide
druk
onbewoond
onbezet
vol
verlaten
'leeg'
ANTONIEM
SYNONIEM
Slide 2 - Drag question
Wel of geen homoniem?
timer
1:00
WEL
NIET
spinnen
telefoon
das
schilderen
deur
Slide 3 - Drag question
Pretest: Bookwidget
synoniemen - antoniemen - homoniemen
Slide 4 - Slide
Doelen
Je kunt een homoniem herkennen en in de juiste context gebruiken.
Je kunt een synoniem geven van frequent gebruikte woorden.
Je kunt een antoniem geven van frequent gebruikte woorden.
Je kunt de connotatie of gevoelswaarde van woorden inschatten en onder positief, neutraal of negatief plaatsen. (U)
Slide 5 - Slide
Woorden die hetzelfde klinken, maar een andere betekenis hebben zijn ...
A
homoniemen
B
antoniemen
C
synoniemen
Slide 6 - Quiz
Woorden met dezelfde betekenis noemen we ...
A
homoniemen
B
antoniemen
C
synoniemen
Slide 7 - Quiz
Woorden die elkaars tegengestelden zijn, zijn ...
A
homoniemen
B
antoniemen
C
synoniemen
Slide 8 - Quiz
Is het ...
een synoniem
een antoniem
of een homoniem?
Slide 9 - Slide
Met carnaval was ik verkleed als
elf
.
Toen ik mijn toets terug kreeg, zag ik dat ik
elf
op twintig had.
A
homoniem
B
synoniem
C
antoniem
Slide 10 - Quiz
Deze nacht was ik
bang
van het onweer.
Door het gedonder lag ik
angstig
in bed.
A
homoniem
B
antoniem
C
synoniem
Slide 11 - Quiz
Onze
bok
is gisteren papa geworden van 3 kleine geitjes.
Bij de turnles moest ik met de trampoline over de
bok
springen.
A
homoniem
B
antoniem
C
synoniem
Slide 12 - Quiz
Ik bestelde gisteren een
koud
voorgerecht.
Bij het buffet nam ik enkel
warme
groenten.
A
homoniem
B
antoniem
C
synoniem
Slide 13 - Quiz
Ik kijk er altijd naar uit om mijn koffer
in te pakken
als ik op reis ga.
Na het
uitpakken
van de cadeautjes gaan we taart eten!
A
homoniem
B
antoniem
C
synoniem
Slide 14 - Quiz
Eet wat meer! We hebben eten in
overvloed
.
Water kan
schaars
worden als we er niet bewust mee omgaan.
A
homoniem
B
antoniem
C
synoniem
Slide 15 - Quiz
Mijn buurvrouw gaf een rode
roos
aan het verliefde koppeltje.
Soldaat, je moet in de
roos
schieten!
A
homoniem
B
antoniem
C
synoniem
Slide 16 - Quiz
De hond
jankt
omdat hij zijn baasje mist.
Het meisje begint te
huilen,
want ze is op haar hoofd gevallen.
A
homoniem
B
antoniem
C
synoniem
Slide 17 - Quiz
Rita is niet zo’n goede poetsvrouw, op haar meubels ligt een dikke laag
stof
.
Mijn nieuwe jurk is gemaakt van een erg dure
stof
.
A
homoniem
B
antoniem
C
synoniem
Slide 18 - Quiz
Voor mijn verjaardag gaan we een gezellig
etentje
organiseren.
Met de familie eten we op kerstavond een lekker
diner
.
A
homoniem
B
antoniem
C
synoniem
Slide 19 - Quiz
Je hoort dat nieuwe liedje echt
overal
!
De hond is
nergens
te vinden sinds hij weggelopen is.
A
homoniem
B
antoniem
C
synoniem
Slide 20 - Quiz
Ze
leiden
ons de weg naar het hotel.
Wij
lijden
veel pijn na onze valpartij.
A
homoniem
B
homofoon
C
synoniem
D
antoniem
Slide 21 - Quiz
Homoniemen:
homofonen vs. homografen
Homografen = woorden
die
op dezelfde manier geschreven
worden, maar verschillende betekenissen hebben.
Bv.
appel (Franse uitspraak)
en
appel
Homofonen = woorden
die hetzelfde klinken
, maar verschillend worden geschreven.
Bv.
hart
en
hard
Slide 22 - Slide
Wij
kijken naar de koe die in de
wei
staat.
A
homograaf
B
homofoon
Slide 23 - Quiz
We kunnen dat probleem beter
voorkomen
.
Die man heeft een erg fatsoenlijk
voorkomen
.
A
homograaf
B
homofoon
Slide 24 - Quiz
Ik
eis
een coupe met vijf bollen
ijs
.
A
homograaf
B
homofoon
Slide 25 - Quiz
Connotatie: gevoelswaarde van woorden
De connotatie kan positief of negatief zijn.
positief
neutraal
negatief
proeven
eten
vreten
Slide 26 - Slide
Connotatie: gevoelswaarde van woorden
De connotatie kan positief of negatief zijn.
positief
neutraal
negatief
heengaan
sterven
de pijp uitgaan
Slide 27 - Slide
Connotatie: gevoelswaarde van woorden
De connotatie kan positief of negatief zijn.
positief
neutraal
negatief
volslank
dik
moddervet
Slide 28 - Slide
More lessons like this
L12 Gevoelswaarde van woorden
November 2023
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L12 Gevoelswaarde van woorden
November 2022
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L5 Gevoelswaarde van woorden
November 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Synoniemen, antoniemen, homoniemen
March 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Objectief - subjectief taalgebruik - Campus Geel - Les 4
September 2023
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Framing
May 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Objectief - subjectief taalgebruik - Campus Groen - Les 8 (Deel 2)
October 2022
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Objectief - subjectief taalgebruik
January 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs