bediening

1 / 18
next
Slide 1: Slide
horecaMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

tafeldekken.

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Je zag net een filmpje hoe je een besteling opneemt. hoe zou jij het doen.
Ik zie het als een sport om iets te verkopen.
Ik leg de gasten helemaal in de watten.
Maakt mij niet uit. ik werk voor mij geld. meer niet.
ik ga een gesprek met de gasten aan.

Slide 7 - Poll

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Quiz 
Let's begin!

Slide 10 - Slide

Wat betekent gastvrijheid?
A
De gast mag doen en zeggen wat zij of hij wil.
B
De gast heeft de vrijheid om alles te bepalen.
C
De gasten op een hartelijke manier ontvangt en helpt met vragen.

Slide 11 - Quiz

Wat betekent couvert?
A
Een soort van koe, maar dan een bepaald ras.
B
Alle materialen die de gast gaat gebruiken bij het eten van de maaltijd.
C
De aantal tafels die staan in het restaurant.

Slide 12 - Quiz

Wat betekent Molton?
A
Een molton is een schuimrubber tafelkleed dat ervoor zorgt dat het tafellaken niet verschuift.
B
Een extra tafellaken die je op elkaar neerlegt.
C
Een tafellaken die je maar 1 x kan gebruiken omdat hij van papier is gemaakt.

Slide 13 - Quiz

Wat betekent vaste menage?
A
Kruiden mengsel.
B
Zout en peper
C
Alles wat op tafel staat.

Slide 14 - Quiz

Wat betekent Placeren?
A
Soep in een bord doen.
B
Mensen naar de tafel toe brengen.
C
Jas aangeven.

Slide 15 - Quiz

Wat betekent Aperitief?
A
Koud drankje voor tussen het eten door.
B
Koffie of thee voor na de maaltijd.
C
een alcoholisch drankje voor het eten.

Slide 16 - Quiz

Wat betekent Indekken?
A
Het neerleggen van alle materialen die de gast gaat gebruiken bij het eten van de maaltijd.
B
Het opruimen van alle materialen die de gast gaat gebruiken bij het eten van de maaltijd.
C
Het tellen van alle materialen die de gast gaat gebruiken bij het eten van de maaltijd.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide