4LAT week 39

4LAT week 39
1. tekst 3.2 
2. de voornaamwoorden in het Latijn 

Lesdoel:
-je kunt Latijnse zinnen ontleden en vertalen 
-je kunt Latijnse voornaamwoorden herkennen en van elkaar onderscheiden 

1 / 24
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4LAT week 39
1. tekst 3.2 
2. de voornaamwoorden in het Latijn 

Lesdoel:
-je kunt Latijnse zinnen ontleden en vertalen 
-je kunt Latijnse voornaamwoorden herkennen en van elkaar onderscheiden 

Slide 1 - Slide

Wat is een voornaamwoord?
Voornaamwoorden verwijzen naar een zelfstandig naamwoord.
Ze staan 'voor' een zelfst. nw in de plaats.
Er zijn verschillende soorten. Hier beperken we ons tot:
- persoonlijk
- aanwijzend
-betrekkelijk
-vragend 

Slide 2 - Slide

Oefenen in het Nederlands
Geef bij de volgende zinnen aan wat voor soort voornaamwoord het DIKGEDRUKTE woord is. 

Slide 3 - Slide

HIJ is gek
A
persoonlijk
B
aanwijzend
C
betrekkelijk
D
vragend

Slide 4 - Quiz

DEZE man is gek
A
persoonlijk
B
aanwijzend
C
betrekkelijk
D
vragend

Slide 5 - Quiz

De man, DIE daar loopt, is gek
A
persoonlijk
B
aanwijzend
C
betrekkelijk
D
vragend

Slide 6 - Quiz

AAN WIE moet ik dit boek geven?
A
persoonlijk
B
aanwijzend
C
betrekkelijk
D
vragend

Slide 7 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoorden

Slide 8 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
Het Latijn heeft eigenlijk geen pers. vnw van de 3e persoon.
De Romeinen gebruikten daarvoor een aanwijzend vnw.
Het meest gebruikte woord is: 
is (hij), ea (zij), id (het)   

Slide 9 - Slide

enkelvoud

Slide 10 - Slide

meervoud

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Aanwijzende voornaamwoorden
Naast is,ea,id kent het Latijn de volgende aanwijzende voornaamwoorden:
1. hic, haec, hoc = deze, dit (hier bij mij)
2. iste, ista, istud = die, dat (daar bij jou) / negatieve waardering
3. ille, illa, illud = die, dat (daar ver weg) / positieve waardering


->rijtjes op p.103

Slide 13 - Slide

Let op verschil ille en iste:
ille puer
die beroemde jongen

iste puer
die
akelige jongen

Slide 14 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord:
Hic vir illum equum emit.
Deze man koopt dat paard.

Slide 15 - Slide

en dan nu: naamvallen quiz!

Slide 16 - Slide

illi kan welke naamval(len) zijn?

A
nom
B
dat
C
abl
D
nom+dat

Slide 17 - Quiz

id
A
mann.nom.ev
B
gen.mann.ev
C
onz.nom.ev
D
nom+acc onz.ev.

Slide 18 - Quiz

hoc: kan welk(e) geslacht(en) hebben?
A
nom
B
nom+acc
C
nom+acc+abl
D
abl

Slide 19 - Quiz

eius (alle nv!)
A
nom+gen.mann.ev
B
gen. mann+vr+onz ev
C
gen.ev.mann
D
acc.mv.mann

Slide 20 - Quiz

huic welke naamval?
A
nom
B
gen
C
dat
D
abl

Slide 21 - Quiz

Welke combi is fout:
A
hoc puella
B
hoc vitium
C
hoc donum
D
hoc servo

Slide 22 - Quiz

de allerlaatste gaat over eius:

welke combi is fout?
A
eius servus
B
eius puellae
C
eius doni
D
eius regis

Slide 23 - Quiz

Oefeningen 1 t/m 3
-je kunt Latijnse voornaamwoorden herkennen en van elkaar onderscheiden
-je kunt hic, iste, ille, verbuigen en vertalen.
-je kunt van de verbogen vormen van de aanwijzende voornaamwoorden de naamval, het genus en het getal bepalen

Slide 24 - Slide