3 de octbre

¡Hola V2! ¿Qué tal estás?
Hoy es 4 de octubre
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

¡Hola V2! ¿Qué tal estás?
Hoy es 4 de octubre

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

timer
3:00
¿Qué palabras recuerdas de la clase anterior?

Slide 2 - Mind map

Los alumnos escribirán las palabras que recuerdan de la clase anterior. 
El profesor pregunta qué significan esas palabras, o cómo se dicen en holandés. 
programa:

  • ww op -ar vervoegen
  • vídeo: la familia 
  • tareas la familia
  • fin de la clase

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Nosotros
Yo 
Ellos/ellas 
tú 
él/ella
Jullie
Wij  
jij 
ik
Hij/zij  
Zij (mv) 
Vosotros 

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions


yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
persoonlijke voornaamwoorden

ik

jij

hij/zij/u


wij

jullie

zij/u (meervoud)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De regelmatige werkwoorden op -ar
  • Het vervoegen van werkwoorden, wat is dat?
  • In het Spaans zijn er 3 soorten werkwoorden. 


De Spaanse werkwoorden eindigen op:
-ar
-er
-ir
hablar
trabajar
caminar
estudiar
bailar
cantar
  • Bovenstaande werkwoorden zijn de hele werkwoorden.
  • Als je -ar van de werkwoorden afhaalt heb je de stam.           (camin, bail, trabaj, estudi, habl, cant)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Stap 1: 
de persoonlijke voornaamwoorden

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Stap 2: 
leer de vervoegingen van -ar

yo
as
él / ella/ usted
a
nosotros / nosotras
amos
vosotros / vosotras
áis
ellos / ellas / ustedes
an
Deze uitgangen plak je achter de stam!
neem dit schema allemaal 
over in je schrift!

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan
hablar = praten
Nu wil je zeggen jij praat. (voorbeeld)

1. Haal -ar van het hele werkwoord af: habl (dit is de stam)
2. Wat is de jij-vorm?
3. Welke vervoeging staat er bij tú? as
4. plak de vervoeging achter de stam = habl + as = hablas 

                                       JIJ PRAAT = TÚ HABLAS 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Un ejemplo / een voorbeeld
Omdat iedere persoon een uniek werkwoord heeft, laten Spanjaarden het persoonlijke voornaamwoord vaak weg. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

¿entendido?
1. Yo (hablar)
2. Ellas (bailar)
3. Tú (cantar)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

  • bekijk de video op volgende slide
  • noteer zoveel mogelijk  nieuwe woorden

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 13 - Video

This item has no instructions

La familia: 
Apunta las palabras, escucha el vídeo y traduce.
  1. vader 
  2. moeder 
  3. ouders 
  4. broer 
  5. zus 
  6. oom
  7. tante 


8. oma 
9. opa 
10. neef 
11. nicht 
12. ............ (zelf kiezen)
13. ............. (zelf kiezen)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

la madre
el hijo
el abuelo
la hermana
el nieto
la sobrina
het nichtje
de moeder
de kleinzoon
de zus
de opa
de zoon

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

El padre de mi padre es mi...
A
hermano
B
abuelo

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

La hermana de mi madre es mi...
A
abuela
B
tía

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

El hijo de mis padres es mi..
A
hermano
B
hermana

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

La hija de mi tía es mi...
A
madre
B
prima

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

La familia

Slide 20 - Mind map

This item has no instructions

Libro del alumno
página cuarenta y ocho

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Het bezittelijk voornaamwoord enkelvoud
mi coche               - mijn auto
tu coche                - jouw auto
su coche               - zijn/haar/uw auto
nuestro coche    - onze auto                        nuestra casa - ons huis
vuestro coche    - jullie auto                         vuestra casa  - jullie huis
su coche               - hun/uw auto

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Het bezittelijk voornaamwoord meervoud
mis coches                           - mijn auto's
tus coches                            - jouw auto's
sus coches                            - zijn/haar/uw auto's
nuestros coches                 - onze auto's                  nuestras casas - onze huizen
vuestros coches                - jullie auto's                     vuestras casas - jullie huizen
sus coches                           - zijn/haar/uw auto's

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

¿Cómo es tu familia?
Dibuja un árbol familia

Escribe relación familiar y edad

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
Aan het einde van de les kun je praten over familie in het Spaans en ben je bekend met de belangrijkste woorden en zinnen.
Aan het einde van deze les kun je de regelmatige ww op -ar vervoegen.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wat ik nog moeilijk vind is...
Wat ik vandaag heb geleerd is...
Wat ik al goed kan is...
Wat ik met de lesstof kan doen is...
Mijn leerdoel van deze les was...




Slide 27 - Mind map

This item has no instructions

DEBERES
Blz 34 werkwoorden op -ar 
Blz 35 ej 1 -ar zin 2/3/4/5/6
Blz 35 ej 3
Voca:25/26/27/29
Stamboom afmaken


Slide 28 - Slide

This item has no instructions