Uitwerking opdracht 4 van Hoofdstuk 1 woordenschat en opdracht 3 Hoofdstuk 2 woordenschat

Wat gaan we vandaag doen?
- Bespreken opdracht 3 blz. 56
- Maken en bespreken opdracht 4 - blz. 26

- LessonUp maken
'oefening H1, H2 en H3 - Lezen en woordenschat'


1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
- Bespreken opdracht 3 blz. 56
- Maken en bespreken opdracht 4 - blz. 26

- LessonUp maken
'oefening H1, H2 en H3 - Lezen en woordenschat'


Slide 1 - Slide

Doel van deze les ...
... je leert vergelijkingen herkennen en begrijpen, 
zodat je ze ook zelf kunt toepassen.

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog van...?
- Vergelijking
- Metafoor
- Personificatie

Slide 3 - Slide

Antwoorden opdracht 3 - blz. 56
1 a aantrekken – Wie de schoen past, trekke hem aan.
b aflopen – Het loopt met een sisser af.
c gat – Hij heeft een gat in zijn hand.
d haar – Ze trekt zich de haren uit het hoofd.
e hart – Ze draagt het hart op de tong.
f loodje – De laatste loodjes wegen het zwaarst.

Slide 4 - Slide

Antwoorden opdracht 3 - blz. 56

g mes – Het mes snijdt aan twee kanten.
h neus – Dat is het neusje van de zalm.
i pet – Hij gooit er met de pet naar.
j woord – Ze haalt me de woorden uit de mond.

Slide 5 - Slide

Antwoorden opdracht 3 - blz. 56
2 a Wie de schoen past, trekke hem aan. – Wie schuldig is, moet zich aangesproken voelen.
b Het loopt met een sisser af. – Het probleem leek heel groot, maar viel uiteindelijk mee.
c Hij heeft een gat in zijn hand. – Hij geeft te gemakkelijk geld uit.
d Ze trekt zich de haren uit het hoofd. – Ze heeft er enorm veel spijt van.
e Ze draagt het hart op de tong. – Ze zegt direct wat ze denkt, zonder erbij na te denken.

Slide 6 - Slide

Antwoorden opdracht 3 - blz. 56
2 f De laatste loodjes wegen het zwaarst. – Het laatste gedeelte van iets is het moeilijkst.
g Het mes snijdt aan twee kanten. – Het levert dubbel voordeel.
h Dat is het neusje van de zalm. – Dat is de allerbeste kwaliteit.
i Hij gooit er met de pet naar. – Hij doet zijn best niet.
j Ze haalt me de woorden uit de mond. – Ze zegt wat ik net wilde zeggen.

Slide 7 - Slide

Maak nu zelf opdracht 4 op blz. 26
1. Neem eerst de vergelijkingen a t/m h over in je schrift.
2. Vul op de puntjes het juiste woord in.
3. Wat betekenen de uitdrukkingen

Deze vergelijkingen kunnen letterlijk in de toets worden gevraagd, dus leer ze goed!

Slide 8 - Slide

Antwoorden opdracht 4 - blz. 26
1/2. a een rund
b een zwerende vinger
c God in Frankrijk
d een schoorsteen
e de raven
f een leeuw
g een paard
h het graf

Slide 9 - Slide

Antwoorden opdracht 4 - blz. 26
3 a bloeden als een rund: hevig bloeden
b kloppen als een zwerende vinger: helemaal juist zijn
c leven als God in Frankrijk: zorgeloos, gemakkelijk leven
d roken als een schoorsteen: heel veel roken
e stelen als de raven: alles wegnemen
f vechten als een leeuw: hevig vechten
g werken als een paard: heel hard werken
h zwijgen als het graf: volkomen zwijgen


Slide 10 - Slide

Oefeningen in LessonUp

Login in LessonUp en maak de vragen in:
'Oefening H1, H2 en H3 - Lezen en woordenschat'

Slide 11 - Slide

Oefeningen in LessonUp
Leer voor het proefwerk:
De uitdrukkingen en spreekwoorden uit de opdrachten die je hebt gemaakt. 
Dat zijn deze opdrachten:
H1 (blz. 24-27): opd. 1, 3, 4
H2 (blz. 54-57): opd. 1, 3, 4

Slide 12 - Slide