50 % = vergrotingsfactor 0,5 (plaatje wordt 2 keer zo klein).
200 % = vergrotingsfactor 2 (plaatje wordt 2 keer zo groot).
Percentage : 100 = vergrotingsfactor.
Slide 5 - Slide
Wat is hier de vergrotingsfactor?
A
1
B
1,5
C
1,7
D
2,1
Slide 6 - Quiz
Wat is de vergrotingsfactor?
A
1, 9 : 2,8 = 0,68
B
2,8 : 1,9 = 1,47
Slide 7 - Quiz
Wat is de vergrotingsfactor
Slide 8 - Open question
Wat is dan de vergrotingsfactor?
Slide 9 - Open question
Vergroting oppervlakte
Oppervlakte vergroten
oppervlakte beeld = vergrotingsfactor² x Opp. origineel
Slide 10 - Slide
De vergrotingsfactor is 2 hoeveel keer groter is de oppervlakte?
A
2
B
4
C
8
D
16
Slide 11 - Quiz
De vergrotingsfactor is 1,5. Wat is de oppervlakte van het grote vierkant?
timer
1:30
A
1,5 cm²
B
6 cm²
C
9 cm²
D
13,5 cm²
Slide 12 - Quiz
Bekeken de oppervlakte van de vergroting. Gebruik de vergrotingsfactor uit je vorige opdracht.
Slide 13 - Open question
vergrotingsfactor en inhoud
Slide 14 - Slide
Een vaas wordt vergroot. De inhoud van het origineel is 0,6 liter, de vergrotingsfactor is 1,4. Hoeveel liter is de vergroting? (afgerond op 1 decimaal)
A
3
B
1,6
C
1,4
D
0,3
Slide 15 - Quiz
De inhoud van de kleine kubus is 8 cm³. De inhoud van de grote kubus is 216 cm³. Wat is de vergrotingsfactor?
A
2
B
3
C
9
D
27
Slide 16 - Quiz
Vat II is een vergroting van vat I. De vergrotingsfactor is 1,8. De inhoud van vat I is 40 liter. Bereken de inhoud van vat II. Rond af op hele liters.
Slide 17 - Open question
Bij snackbar Het Pontje verkopen ze milkshakes. Een kleine beker heeft een inhoud van 0,3 liter. Een grote beker heeft een inhoud van 0,75 liter. De bekers zijn gelijkvormig.
Bereken de vergrotingsfactor. Rond af op één decimaal.
Slide 18 - Open question
Gelijkvormige driehoeken
Slide 19 - Slide
Welke gelijkvormige driehoeken zie je?
Slide 20 - Open question
Er zijn twee gelijkvormige driehoeken, welk antwoord klopt?