Dagboekfragment van Julius Caesar
Datum: 15 maart 44 v.Chr.
Vandaag voelde ik een onheilspellende spanning in de lucht, een bijna tastbare dreiging die me omringde. Terwijl ik naar de Senaat ging, weerhield de gedachte aan mijn vijanden me niet van mijn pad. Macht is een zwaard dat zowel beschermt als verwondt, en ik ben me terdege bewust van de wonden die ik heb toegebracht aan degenen die zich tegen mij hebben gekeerd.
De harten van velen zijn gevuld met jaloezie en angst voor mijn groeiende invloed; zelfs degenen die ik als vrienden beschouwde, hebben hun zwaarden tegen mij geheven in de schaduw van de macht. Toch ben ik niet bang. Een Romeinse generaal moet zijn lot aanvaarden, of het nu in de strijd is of hier, in de voogdij van de Senaat.
Toen ik de deuren van de Curia binnenging, voelde ik een koude rilling over mijn rug. Mijn trouwe aanhang stond verzameld, maar er waren ook gezichten die ik niet kon vertrouwen. Een flits van beweging — een plotselinge schaduw — en voor ik het wist, voelde ik de stekende pijn van meerdere dolken die mijn vlees doorboorden.
Mijn geest driftte terwijl ik viel, en een enkele gedachte vulde mijn hoofd: "Et tu, Brute?" De zelfzucht en de verraad van de mannen rondom me sneden dieper dan elk wapen. Terwijl het leven uit me wegsijpelt, vraag ik me af of mijn nalatenschap zal vergaan met mijn dood of zal voortleven in de harten van de Romeinen.
Rome, oh Rome! Wat heb je mij aangedaan?