Schrijven: Opbouw en samenhang

Opbouw en samenhang
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Opbouw en samenhang

Slide 1 - Slide

Nabespreken Tekstsoorten
O = in de week van 16 tot en met 22 mei niets ingeleverd.
M = ingeleverd maar te summier, of niet voldoende aan de opdracht gehouden, of niet voldoende eigen inbreng.
V = ingeleverd en voldaan aan de opdracht, maar summier of weinig eigen inbreng of verschil tussen verschillende tekstsoorten
is onduidelijk.
G = ingeleverd, aan de opdracht voldaan, voldoende eigen inbreng, voldoende lengte of kernachtig en duidelijke boodschap,
verschil tussen tekstsoorten is duidelijk.

Slide 2 - Slide

Hoe breng je samenhang aan in een tekst?

Slide 3 - Open question

Samenhang breng je in een tekst aan:
door een duidelijke opbouw van de tekst. 
door een duidelijke indeling in alinea's. 
door in de inleiding de structuur van de tekst aan te geven. 
door signaalwoorden te gebruiken. 
door bij de tekst een geschikte afbeelding te plaatsen.

Slide 4 - Slide

Uit welke drie tekstdelen bouw je een tekst meestal op?

Slide 5 - Open question

Een tekst is meestal opgebouwd uit
  • een inleiding
  • een kern
  • een slot 

Slide 6 - Slide

Hoe kan de lezer het tekstverband in een tekst herkennen?

Slide 7 - Open question

De lezer kan het tekstverband herkennen op basis van
  • de signaalwoorden in de tekst geven informatie over het soort tekstverband

Slide 8 - Slide

Hoe zorgt een afbeelding bij een tekst voor samenhang?
A
Een afbeelding ondersteunt de tekst
B
Een afbeelding maakt de tekst leuker
C
Een afbeelding verduidelijkt de tekst
D
Een afbeelding zorgt niet voor samenhang

Slide 9 - Quiz

Taalblokken bouwsteen 4
  • Ga naar Bouwstenen 3F. Kies Bouwsteen 4, Schrijven.
  • Maak opgaven 2, 3 en 4 in 5 minuten.


timer
5:00

Slide 10 - Slide

nadat, nu, sinds, terwijl, toen, totdat, uiteindelijk, vervolgens, voordat, zodra
bovendien, daarnaast, en, ook, tevens, verder, ten slotte
Opsomming
Tijd
Vergelijking

Slide 11 - Drag question

 maar, hoewel, toch, echter, daarentegen
evenals, soortgelijk(e), zo, net als
daardoor, door, doordat, dus, hierdoor, waardoor, zodat, vanwege, te danken aan
Oorzaak-gevolg
Tegenstelling
Vergelijking
Voorwaarde

Slide 12 - Drag question

manier, lastig, knelpunt, moeilijkheid, dilemma, uitkomst, antwoord, maatregelen, als ... dan, dus, om ... te
daarvoor, om, met de bedoeling, om dat te bereiken, zodat, opdat
Doel-middel
probleem-oplossing
Reden/verklaring/argument

Slide 13 - Drag question

als, indien, mits, tenzij, in (/voor) het geval dat
daarom, omdat, want, namelijk, dus, aangezien, dat blijkt uit, vanwege, immers
kortom, dus, al met al, vandaar
bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere
samenvatting/ conclusie
Voorbeeld/ toelichting
voorwaarde
reden/verklaring/argument

Slide 14 - Drag question

Huiswerkopdracht
  • Open IL → Bronnen → Generiek → NED → inleveropdrachten → Schrijfopdracht samenhang
  • Lees de opdracht goed.
  • Schrijf een nieuwsbericht met een inleiding, kern en slot en let daarbij op de samenhang binnen de tekst.
  • Lever de opdracht deze week in.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link