Persoonsvorm, onderwerp en gezegde, 20 en 21 feb

Werkwoordspelling
Persoonsvorm, onderwerp en gezegde
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Persoonsvorm, onderwerp en gezegde

Slide 1 - Slide

persoonsvorm

Slide 2 - Mind map

Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen: fietsen, lopen, spelen, kruipen, slapen.

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm
Je kunt de persoonsvorm (pv) op drie manieren vinden:
1. Maak de zin vragend: de pv komt vooraan
2. Zet de zin in een andere tijd: het woord dat verandert, is de pv
3. Verander het aantal in de zin: het woord dat verandert, is de pv

Slide 4 - Slide

De zon staat hoog aan de hemel.

Slide 5 - Open question

We zijn water aan het drinken.

Slide 6 - Open question

De prooi werd verslonden door het roofdier.

Slide 7 - Open question

Op het bureau ligt een klein briefje.

Slide 8 - Open question

De krokodil ligt roerloos te wachten.

Slide 9 - Open question

Bevend van angst kwam hij tevoorschijn.

Slide 10 - Open question

onderwerp

Slide 11 - Mind map

Werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Slide

Kate heeft alle snoepjes uitgedeeld.

Slide 13 - Open question

Kaylee wil naar de dansschool gaan.

Slide 14 - Open question

Onderwerp
Het onderwerp van een zin hangt samen met het gezegd. Een zin geeft weer wat er met het onderwerp aan de hand is, wat het onderwerp overkomt of doet.

Wie of wat + gezegde = onderwerp

Slide 15 - Slide

Onderwerp

Slide 16 - Slide

Het blije kind hinkelt.

Slide 17 - Open question

In de zomer is het zwembad door mijn moeder gekocht voor Joan.

Slide 18 - Open question

Een glas limonade zal door mijn tante nooit gedronken worden.

Slide 19 - Open question

Vragen
Nog vragen of onduidelijkheden?

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
1.5 Voegwoorden opdr. 4
  
Start 1.7 persoonsvorm en onderwerp: maken opdr. 1 t/m 4

Slide 21 - Slide