Persoonsvorm, onderwerp en gezegde

Grammatica
Terugblik
-Persoonsvorm,
-Werkwoordelijk gezegde

Uitleg onderwerp
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica
Terugblik
-Persoonsvorm,
-Werkwoordelijk gezegde

Uitleg onderwerp

Slide 1 - Slide

persoonsvorm

Slide 2 - Mind map

Persoonsvorm
Als je de persoonsvorm is altijd een werkwoord. : fietsen, lopen, spelen.

Persoonsvorm is het verband tussen het onderwerp en het gezegde

Iets/iemand is iets
Iets/iemand doet iets

Persoonsvorm is de start van de zinsontleding


Slide 3 - Slide

Persoonsvorm
Je kunt de persoonsvorm (pv) op twee manieren vinden:
1. Maak de zin vragend: de pv komt vooraan
2. Zet de zin in een andere tijd: het woord dat verandert, is de pv

Slide 4 - Slide

De zon staat hoog aan de hemel.

Slide 5 - Open question

We zijn water aan het drinken.

Slide 6 - Open question

De prooi werd verslonden door het roofdier.

Slide 7 - Open question

De zon staat hoog aan de hemel.

Slide 8 - Open question

Wanneer ben jij naar de dierentuin gegaan?

Slide 9 - Open question

Bevend van angst kwam hij tevoorschijn.

Slide 10 - Open question

gezegde

Slide 11 - Mind map

Werkwoordelijk gezegde
Alle (delen van) werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde.

Ook 'te' en 'aan het' horen bij het gezegde, maar alleen als ze voor een werkwoord staan. 

Slide 12 - Slide

Kim zou het boek gelezen hebben.

Slide 13 - Open question

Hij staat daar te huilen.

Slide 14 - Open question

Toos is aan het tekenen.

Slide 15 - Open question

Kim zou het boek gelezen hebben.

Slide 16 - Open question

onderwerp

Slide 17 - Mind map

Onderwerp
Het onderwerp van een zin hangt samen met de persoonsvorm. Een zin geeft weer wat er met het onderwerp aan de hand is, wat het onderwerp overkomt of doet.

Slide 18 - Slide

Onderwerp
Iets/iemand is iets
Iets/iemand doet iets

Slide 19 - Slide

Onderwerp
Het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan.
1.  Zoek de persoonsvorm 
2. Zet Wie of Wat voor de persoonsvorm
3. In een zin zit altijd maar één onderwerp
4. Het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan

Slide 20 - Slide

Het blije kind hinkelt.

Slide 21 - Open question

In de zomer is het zwembad door mijn moeder gekocht voor Joan.

Slide 22 - Open question

Een glas limonade zal door mijn tante nooit gedronken worden.

Slide 23 - Open question

Vragen
Nog vragen of onduidelijkheden?

Slide 24 - Slide

Aan de slag!
Zet de persoonsvorm tussen twee streepjes: 
| persoonsvorm | 

Onderstreep het onderwerp

Slide 25 - Slide