esse posse ire

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

esse posse ire

Ken je de vormen van het werkwoord?

deze les:

-lessonup over esse posse ire

-huiswerk nakijken

-?tijd voor de opdrachten

ut valetis, discipuli..?

Er zijn 4 rondes met tussendoor uitleg

-algemene ronde met tijdkenletters

-spiekronde: schema staat op de achtergrond

-ronde met verschillende vormen van esse posse ire

-2 sleepvragen

READY????

Eerst een rondje tijdkenletters:
1. pf-stam + -era-

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum
4. plusquamperfectum

Eerst een rondje tijdkenletters:
2. pf-stam + -eri-

1. praesens
2. plusquamperfectum
3. perfectum
4. futurum exactum

Eerst een rondje tijdkenletters:
3. -ba-

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum
4. futurum exactum

Eerst een rondje tijdkenletters:
4. -re- of: infinitivus

1. coni. praesens
2. coni. imperfectum
3. ind.perfectum
4. ind.futurum exactum

Eerst een rondje tijdkenletters:
5. -(v)isse- of: infinitivus perf

1. coni. praesens
2. coni. imperfectum
3. ind.perfectum
4. coni.pl.perfectum

DUS:

-a- (behalve bij a-stammen) -> coni.praes

-ba- ->ind.impf.

-re- -> coni.impf.

-era- -> ind.pl.perf.

-(v)isse- -> coni. pl.perf

Wat weet je al?

-esse en posse lijken op elkaar (posse = pot/pos-esse)

-het perfectum van esse is 'fui'; van posse 'potui'

nu een paar vragen

waarbij je kunt spieken!

Noteer straks:

-de tijd (volledig typen: praesens / plusquamperfectum / ...)

-wijs (indicativus/coniunctivus: alleen eerste letter typen: i / c)

Wat voor tijd en wijs is: essem

Wat voor tijd en wijs is: eas

Wat voor tijd en wijs is: possim

Wat voor tijd en wijs is: fuissent

Wat voor tijd en wijs is: potueratis

en nu een rondje vormen esse posse ire:
6. sumus

1. wij zijn (ind)
2. wij zijn (coni)
3. wij waren (ind)
4. wij waren (coni)

en nu een rondje vormen esse posse ire:
7. possimus

1. wij kunnen (ind)
2. wij kunnen (coni)
3. wij zijn (ind)
4. wij waren (coni)

en nu een rondje vormen esse posse ire:
8. poterat

1. praesens: hij kan
2. praesens: hij kan (coni)
3. imperfectum: hij kon
4. plusquamperfectum: hij had gekund

en nu een rondje vormen esse posse ire:
9. iit

1. praesens: hij gaat
2. praesens: hij gaat (coni)
3. perfectum: hij ging
4. perfectum: hij ging (coni)

en nu een rondje vormen esse posse ire:
10. ierat

1. praesens: hij gaat
2. praesens: hij gaat (coni)
3. perfectum: hij ging
4. plusquamperfectum: hij was gegaan

praesens

futurum

plusquam perfectum

imperfectum

fuissem

eritis

potuerat

sitis

imus

ibam

fuerant

simus

fuissem

sunt

essent

potueram

possint

posset

indicativus

coniunctivus

itis

eas