Woche 37 (L2 GR1)

V5 Deutsch, Woche 37
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

V5 Deutsch, Woche 37

Slide 1 - Slide

Diese Woche (V5du4):
Donnerstag (40 Min.)

LiteratUUR
Novalis - Heinrich von Ofterdingen
Ein ganzes Leben
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Check HA
A3: Hören
B2: Sprechen
Hausaufgaben
Montag (80 Min.)

A2: Lesen
B1: Hören
GR1: Finale Angaben
Hausaufgaben

Slide 2 - Slide

Diese Woche (V5du7):
Dienstag (40 Min.)

LiteratUUR
Novalis - Heinrich von Ofterdingen
Ein ganzes Leben
Hausaufgaben
Donnerstag (40 Min.)

Check HA
B1: Hören
B2: Sprechen
Hausaufgaben
Montag (80 Min.)

A2: Lesen
A3: Hören
GR1: Finale Angaben
Hausaufgaben

Slide 3 - Slide

Wörter
Versie A
Versie B

Slide 4 - Slide

GR1: Finale Angaben
Finale Angaben --> gaan altijd om een doel (Zweck, Ziel)

3 manieren om een finale Angabe te schrijven in het Duits: 
Verbalstil: (Verb = met een werkwoord)
1. damit
2. um ... zu 

Nominalstil: (Nomen = met een zelfstandig naamwoord)
3. zum/zur 

Slide 5 - Slide

damit (= opdat, zodat)

--> Combinatie van hoofd- en bijzin

- Ich gebe euch die Hausaufgaben für Freitag jetzt schon, damit ihr sie zeitig machen könnt.

- Peter lässt seinen Fahrradschlüssel neben seinem Fahrrad liegen, damit Anna ihn später benutzen kann.

um ... zu (= om te)

--> Combinatie van hoofd- en bijzin

- Wir brauchen die Antworten der Hausaufgaben, um gut für den Test lernen zu können

- Ich lerne Deutsch, um in Deutschland studieren zu können.

Slide 6 - Slide

Verschil tussen damit en um...zu
damit --> 2 verschillende onderwerpen in hoofd- en bijzin
("Ich gebe euch die Hausaufgaben für Freitag jetzt schon, damit ihr sie zeitig machen könnt."

um ... zu --> 1 onderwerp in hoofdzin, zou hetzelfde zijn in bijzin 
("Wir brauchen die Antworten der Hausaufgaben, um gut für den Test lernen zu können." --> "Wir brauchen die Antworten [...], damit wir gut für den Test lernen können.")

Slide 7 - Slide

damit (1) + um ... zu (2): zodat, om te...

--> Verbalstil: je gebruikt damit en um ... zu als voegwoorden, in combinatie met een werkwoord. 

zum / zur (+3): ter...

--> Nominalstil: je gebruikt zum/zur  in combinatie met een zelfstandig naamwoord (vaak een substantiviertes Verb

- Zur schnelleren Fortbewegung hat man effizientere Autos gebaut. 
(Um sich schneller fortbewegen zu können, hat man effizientere Autos gebaut.)

- Na "zu" volgt altijd de Dativ/3e naamval!
Zum = zu dem (mnl. +onz.) & zur = zu der (vrl). 

Slide 8 - Slide

Samenvattend
- damit = opdat/zodat. Gebruik je als voegwoord in combinatie met een werkwoord (Verbalstil). Het onderwerp van de hoofd- en bijzin verschilt. 

- um ... zu = om te. Gebruik je als voegwoord in combinatie met een werkwoord (Verbalstil). Het onderwerp van de hoofd- en bijzin is hetzelfde. 

- zum / zur = ter, voor. Gebruik je bij een combinatie van voorzetsel + zelfstandig naamwoord (Nominalstil). Er is maar 1 hoofdzin. Het werkwoord is een zelfstandig naamwoord geworden (substantiviertes Verb).

Slide 9 - Slide

An die Arbeit
AB Aufgabe 2 (S. 28-29)
Maak zinnen met damit of um ... zu. Let op: kijk goed naar het onderwerp van de hoofd- en bijzin (hetzelfde = gebruik um ... zu, anders = gebruik damit)

AB Aufgabe 3 (S. 29)
Zet de zinnen om van de Verbalstil naar de Nominalstil, of vice versa. 

Slide 10 - Slide

LiteratUUR  
Novalis - Heinrich
von Ofterdingen

Ein ganzes Leben

Slide 11 - Slide