- Bronnen bekijken --> kun je dit aan iemand uitleggen?
- Samenvatten van de leerdoelen
- Mindmap maken van hele hoofdstuk op 1 A4
Oefenmateriaal
It's Learning:
- Werkblad oefening 1.1 t/m 1.4 (onderdelen en werking cel)
- Werkblad oefening 1.5 en 1.6 (diffusie en osmose)
- Examenopgaven
Online
- Biologiepagina.nl
- 'versterk jezelf' van methode
1 / 52
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Toetsvoorbereiding
- Gebruik de LessonUps
- Bronnen bekijken --> kun je dit aan iemand uitleggen?
- Samenvatten van de leerdoelen
- Mindmap maken van hele hoofdstuk op 1 A4
Oefenmateriaal
It's Learning:
- Werkblad oefening 1.1 t/m 1.4 (onderdelen en werking cel)
- Werkblad oefening 1.5 en 1.6 (diffusie en osmose)
- Examenopgaven
Online
- Biologiepagina.nl
- 'versterk jezelf' van methode
Slide 1 - Slide
Leerdoelen 1.1
1.1.1 Je kunt beschrijven wat biologie is en uitleggen dat biologie op veel gebieden een rol speelt.
1.1.2 Je kunt het verschil tussen levensloop en levenscyclus beschrijven.
1.1.3 Je kunt de organisatieniveaus van de biologie benoemen en uitleggen dat op elk hoger organisatieniveau nieuwe eigenschappen kunnen ontstaan.
Slide 2 - Slide
Leerdoelen 1.2
1.2.1 Je kunt orgaanstelsels, organen, weefsels en cellen van een mens herkennen en hun kenmerken en functies beschrijven.
1.2.2 Je kunt beschrijven dat groepen cellen in een weefsel, orgaan of orgaanstelsel een gezamenlijke functie uitoefenen.
1.2.3 Je kunt bij (delen van) organismen het verband aangeven tussen vorm en functie.
Slide 3 - Slide
Leerdoelen 1.3
1.3.1 Je kunt delen van dierlijke cellen en van plantaardige cellen benoemen en de functies ervan beschrijven.
1.3.2 Je kunt een microscoop gebruiken en daarmee (delen van) organismen bestuderen.
Slide 4 - Slide
Leerdoelen 1.4
1.4.1 Je kunt een cel beschrijven als een zelfstandig functionerende biologische eenheid.
1.4.2 Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt.
Slide 5 - Slide
Leerdoelen 1.5
1.5.1 Je kunt de concentratie van een oplossing berekenen.
1.5.2 Je kunt uitleggen wat diffusie en osmose is en toelichten welke rol osmose speelt bij de stevigheid van planten.
1.5.3 Je kunt beschrijven hoe actief en passief transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt op verschillende manieren.
Slide 6 - Slide
1.6 Leerdoelen
1.6.1 Je kunt verschillende typen en methoden van natuurwetenschappelijk onderzoek beschrijven.
1.6.2 Je kunt de verschillende fasen van een hypothesetoetsend onderzoek beschrijven, resultaten van een onderzoek analyseren en daaruit conclusies trekken.
1.6.3 Je kunt een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren.
Slide 7 - Slide
Leerdoelen 1.1
1.1.1 Je kunt beschrijven wat biologie is en uitleggen dat biologie op veel gebieden een rol speelt.
1.1.2 Je kunt het verschil tussen levensloop en levenscyclus beschrijven.
1.1.3 Je kunt de organisatieniveaus van de biologie benoemen en uitleggen dat op elk hoger organisatieniveau nieuwe eigenschappen kunnen ontstaan.
Slide 8 - Slide
Een levensloop is ....
A
Van één individu. Begint bij de geboorte en eindigt met de dood van dat individu
B
Van een soort. Begint elke keer opnieuw. De individuen gaan dood, maar de soort blijft bestaan.
Slide 9 - Quiz
Is dit een levensloop of een levenscyclus?
A
Levensloop
B
Levenscyclus
Slide 10 - Quiz
Heeft de individu Lassie de hond een levenscyclus?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
Zet de niveaus in de volgorde van klein naar groot
Kleinst
Grootst
Molecuul
Cel
Organel
Weefsel
Orgaan
Organenstelsel
Organisme
Populatie
Ecosysteem
Systeem Aarde
Slide 12 - Drag question
Welk van de volgende groepen organismen is een voorbeeld van een populatie?
A
De begroeiing op een duingebied
B
Alle insecten in een bos
C
Een schaap met haar lam in een weidegebied
D
Alle paardenbloemen in een weidegebied
Slide 13 - Quiz
Op welk organisatieniveau zou je de bloedsomloop van de mens plaatsen?
Slide 14 - Open question
Wat is een ecosysteem?
A
Een afgebakend gebied
B
Een afgebakend gebied met daarin alle levende en levenloze elementen
C
Een afgebakend gebied met alle organismen die daarin leven
D
Een stukje natuurgebied waarin geen beheer wordt toegepast
Slide 15 - Quiz
Leerdoelen 1.2
1.2.1 Je kunt orgaanstelsels, organen, weefsels en cellen van een mens herkennen en hun kenmerken en functies beschrijven.
1.2.2 Je kunt beschrijven dat groepen cellen in een weefsel, orgaan of orgaanstelsel een gezamenlijke functie uitoefenen.
1.2.3 Je kunt bij (delen van) organismen het verband aangeven tussen vorm en functie.
Slide 16 - Slide
Wat is onderdeel c?
Slide 17 - Open question
Wat is onderdeel i?
Slide 18 - Open question
Wat is onderdeel a?
Slide 19 - Open question
Wat is een weefsel?
A
Een groep cellen met een andere functie
B
Een groep organen met dezelfde functie
C
Een groep cellen met dezelfde functie
D
Een groep organen met dezelfde functie
Slide 20 - Quiz
Hoe werken het ademhalingsstelsel, het verteringsstelsel en het bloedvatenstelsel samen om een been te laten bewegen?
Slide 21 - Open question
Geef drie voorbeelden van weefsels bij mensen.
Slide 22 - Open question
Hoe dragen verschillende typen spiercellen bij aan de gezamenlijke functie van het hart?
Slide 23 - Open question
Waarom hebben longblaasjes een grote oppervlakte en dunne wand? (vorm/functie)
Slide 24 - Open question
Leerdoelen 1.3
1.3.1 Je kunt delen van dierlijke cellen en van plantaardige cellen benoemen en de functies ervan beschrijven.
1.3.2 Je kunt een microscoop gebruiken en daarmee (delen van) organismen bestuderen.
Slide 25 - Slide
Waarom zijn mitochondriën essentieel voor de werking van spiercellen?
Slide 26 - Open question
Wat voor cel is de cel in de afbeelding
A
dierlijke cel
B
plantaardige cel
Slide 27 - Quiz
Wat is een ribosoom?
A
een cel die eiwitten aan kan maken
B
een celorganel in de kern dat informatie bevat
C
een celorganel dat zorgt voor de eiwitsynthese
D
een cel die zorgt voor opslag van stoffen
Slide 28 - Quiz
Om zeker te weten of een organisme een plant of een dier is, kan microscopisch onderzoek worden gedaan. Cellen van de zeeslak worden door een microscoop bekeken. Bij die cellen blijkt een deel te ontbreken dat wel bij plantencellen voorkomt.
Welk deel ontbreekt bij de cellen van de zeeslak?
A
celkern
B
celmembraan
C
celwand
Slide 29 - Quiz
Wat is onderdeel 1?
Slide 30 - Open question
Wat is onderdeel 4?
Slide 31 - Open question
Wat is onderdeel 7?
Slide 32 - Open question
Wat is onderdeel 8?
Slide 33 - Open question
Je ziet dit onder de microscoop. Zijn dit cellen van een plant of een dier?
A
Plant
B
Dier
Slide 34 - Quiz
Leerdoelen 1.4
1.4.1 Je kunt een cel beschrijven als een zelfstandig functionerende biologische eenheid.
1.4.2 Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt.
Slide 35 - Slide
Hoe noemen we onderdeel nummer 4?
Slide 36 - Open question
Wat is nummer 1?
Slide 37 - Open question
Bij welk organel hoort de volgende taak: bewerken van eiwitten waardoor deze hun uiteindelijke vorm krijgen?
Slide 38 - Open question
Via welk proces worden geproduceerde eiwitten de cel uitgebracht?
A
Passief transport
B
Endocytose
C
Exocytose
D
Fagocytose
Slide 39 - Quiz
Cellen in de lever bevatten veel glucose en nemen continu veel glucose op uit het bloed. De concentratie glucose in de levercel is dus veel hoger dan die van het bloed. Via welk proces wordt glucose opgenomen in de levercellen?
A
Door diffusie van glucose
B
Door osmose van glucose
C
Door actief transport
D
Door passief transport
Slide 40 - Quiz
Celwand
Celmembraan
Komt voor bij
Bestaat uit
Transport
Cellulose
Fosfolipiden
Alle cellen
Selectief
Niet selectief
Planten, schimmels, bacteriën
Slide 41 - Drag question
de bouw van een membraan
eiwitten
fosfolipide
koolhydraatketens
transporteiwit
Slide 42 - Drag question
Leerdoelen 1.5
1.5.1 Je kunt de concentratie van een oplossing berekenen.
1.5.2 Je kunt uitleggen wat diffusie en osmose is en toelichten welke rol osmose speelt bij de stevigheid van planten.
1.5.3 Je kunt beschrijven hoe actief en passief transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt op verschillende manieren.
Slide 43 - Slide
1. Welke cel is geplasmolyseerd? 2. En is de oplossing waar de cel in ligt dan hypertoon of hypotoon t.o.v. de cel?
A
1. links
2. hypotoon
B
1. links
2. hypertoon
C
1. rechts
2. hypotoon
D
1. rechts
2. hypertoon
Slide 44 - Quiz
De concentratie zout in zeewater is 35 g/l. Hoeveel mg zout zit er in drie liter zeewater?
Slide 45 - Open question
Is dit een vorm van passief of actief transport
A
passief
B
actief
Slide 46 - Quiz
Je brengt een plantaardige cel in een omgeving met een hoge concentratie zout. Leg uit wat je verwacht dat er gaat gebeuren.
Slide 47 - Open question
Waarom kost actief transport energie, terwijl passief transport dit niet doet.
Slide 48 - Open question
1.6 Leerdoelen
1.6.1 Je kunt verschillende typen en methoden van natuurwetenschappelijk onderzoek beschrijven.
1.6.2 Je kunt de verschillende fasen van een hypothesetoetsend onderzoek beschrijven, resultaten van een onderzoek analyseren en daaruit conclusies trekken.
1.6.3 Je kunt een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren.
Slide 49 - Slide
We willen onderzoeken of tomatenplanten kalium nodig hebben om te groeien. Hoe zou jij de experiment groep en controle groep ontwerpen?
Slide 50 - Open question
Kim doet onderzoek. In vier petrischalen met kiemende zaden zorgt ze voor verschil in temperatuur. Daarnaast gebruikt ze twee verschillende verlichtingssterkten. Ze wil onderzoeken of de verlichtingssterkte invloed heeft op de kieming. Is dit onderzoek een valide onderzoek?
A
Ja, want ze heeft twee verschillende verlichtingssterkten gebruikt
B
Nee, want er zijn slechts twee verlichtingssterkten. dat is te weinig
C
Nee, want naast de verlichting is ook de temperatuur gevarieerd
D
Nee, want er worden meerdere variabelen tegelijk gemeten
Slide 51 - Quiz
Als je onderzoek niet op toeval berust dan noem je dat onderzoek ...