14/9: fictiebegrippen en gatentekst + herhalen

Welkom!
Pak alvast: leesboek en laptop
Laptops blijven nog dicht
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Pak alvast: leesboek en laptop
Laptops blijven nog dicht

Slide 1 - Slide

Deze les
Lezen
Uitleg verteltechnieken
Gatentekst

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet wat je moet doen voor boekopdracht 1a;
  • Je weet welke verteltechnieken bijdragen aan spanning in een verhaal.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Even checken
Wat kan een schrijver doen om een verhaal spannend te maken?


Slide 5 - Slide

Verteltechnieken spanning
  • Spanning: alles wat ervoor zorgt dat je door wil lezen
  • Bij actiespanning gaat het om de gebeurtenissen in het verhaal. 
  • Bij psychologische spanning gaat het om de gedachten en gevoelens van de personages.
  • Cliffhanger, flash-back, tijdvertraging, open plek, dwaalspoor en setting 

Slide 6 - Slide

1. Cliffhanger
  • Het verhaal eindigt op het moment dat de spanning het grootst is
  • Bijv. series: hebben vaak cliffhangers aan het eind van elke aflevering
  • Waarom? 

Slide 7 - Slide

2. Flash-back
  • Het verhaal wordt onderbroken en je leest over eerdere gebeurtenissen. 
  • De persoon denkt terug of vertelt iets van vroeger wat je als lezer te weten komt.

Slide 8 - Slide

3. Tijdvertraging
  • De schrijver vertelt zeer uitgebreid 
  • Hierdoor vertraagt het verhaal en moet je langer wachten op de ontknoping
  • Zo wordt de spanning opgevoerd

Slide 9 - Slide

4. Open plek
  • Iets in het verhaal roept vragen op bij de leze
  • Omdat de lezer nog niet voldoende informatie heeft gekregen om het te begrijpen 
  • Je moet dus doorlezen om het te begrijpen
  • Bijv.: ‘Ben ik het ranzige rotverhaal dat op internet staat?’ > huh? Welk rotverhaal? 

Slide 10 - Slide

5. Dwaalspoor
  • Aanwijzingen waardoor je denkt te weten hoe iets zit
  • Bijv. wie de dader is
  • Later blijkt het tóch anders te zitten: de schrijver heeft je misleid

Slide 11 - Slide

6. Setting
  • Plaats: bijv. in een bepaald land, in een stad of een dorp, in een restaurant
  • Tijd: bijv. heden, verleden, toekomst, specifiek jaar, bepaald seizoen
  • Omstandigheden: bijv. oorlog, een sneeuwstorm, vakantie 
  • Samen vaak heel bepalend voor de sfeer van een verhaal. De sfeer kan bijv. griezelig, dreigend, romantisch, etc. zijn.

Slide 12 - Slide

Aan de slag
  • Ga naar classroom
  • Open daar het bestand 'fictiebegrippen en verteltechnieken'
  • Lees dit in stilte voor jezelf door = herhaling

Slide 13 - Slide

Oefenen tekstverbanden 
  • Zie classroom
  • Open: gatentekst + antwoorden en kies één van de twee teksten
  • Maak voor jezelf een kopie van het bestand;
  • Vul de juiste signaalwoorden in;
  • Kijk de opdracht na 

Slide 14 - Slide

Vooruitblik
  • Volgende les: Lezen 1.5 
  • Dinsdag 26 september: so Lezen
  • Leerstof: Lezen: 1.1 (behalve betrouwbaarheid), 1.2, 1.3, 1.5

Slide 15 - Slide